41. In de lijst van edities van dit werk, opgegeven in S.J. Lenselink, De Nederlandse Psalmberijmingen, Van de Souterliedekens tot Datheen, Met hun voorgangers in Duits land en Frankrijk. Assen, 1959. (Diss. Utrecht). NeerlandicaTraiectina VIII. Zie blz. 577. In dit boek wordt door Lenselink veel aandacht aan Utenhove en zijn werk be steed. 42. Van den Branden 1967, 21. 43. UB L, Ltk.15, blz.l. Deskundige paleografen meenden echter in 1981 dat de titel en de datering in een andere hand zijn geschreven dan de eigenlijke tekst (zie Bostoen 1982, 113). Ik deel hun mening niet, maar sluit mij aan bij de opvatting van Bodel Nij- enhuis. 44. Van het Ortelius-album is een facsimile-uitgave verschenen in De Gulden Passer 1967- 1968. Radermachers bijdrage vindt men op blz. 93. Het Album amicorum van Samuel Radermacher berust in de UB Leiden, onder signatuur: BPL 2185. Voor de bijdrage van Johan Radermacher, zie fol.74 recto. 45. Ecclesiae Londino-Batavae Archivum; ed. J.H. Hessels. Cantabrigiae, 1887-1897. 3 dln in 4 banden. De brief waarvan hier sprake is, vindt men in Dl.2 (1889) n° 199, blz. 734-736. 46. F. Nagtglas, Een bezoek aan Walcheren in I860 (Middelburg, 1862) 36-37. 47. M.F. Lantsheer en F. Nagtglas. Zelandia illustrata, Verzameling van kaarten, portret ten, platen enz., betreffende de oudheid en geschiedenis van Zeeland. Middelburg, 1879-1880. 2 dln. Zie Dl. 1 (1879).IX. 48. Nagtglas Dl.1 (1890),124. 49. Nagtglas Dl. 1 (1890),123. 50. UB Leiden. HS, sign.: BPL 1846. In deze brief, die in een opwelling des gemoeds lijkt geschreven te zijn, betuigt Verheye van Citters zijn dank aan Kluit - met wie hij niet persoonlijk bekend is - omdat deze 'de Goede Zaak der Gereformeerden in een helder dagligt' heeft gesteld. Toch veroorlooft hij zich 'eene niets afnemende critique op een enkele passage' in Kluits Aanmerkingen en dat met name in verband met een bepaling van de Pacificatie van Gent. Het gaat hem in zijn brief van ruim drie bladzijden om een verdediging van het 'Recht van ons Kerkgenootschap op de zogenaamde GG.GG.' [dwz. kerkelijke bezittingen]. In 1800 was dit niet zonder belang, want - merkte Ver heye van Citters omineus op - we verkeren 'in eene tijdsomstandigheid in welke men mogelijk met die goederen andere inzigten heeft'. Wat zijn etymologische verklaring van Beveland betreft: Kluit was kennelijk van mening geweest dat Beveland naar de Gentse St. Baafsabdij was vernoemd, die het eiland in bezit moet hebben gehad. Als zij n eigen etymologische verklaring brengt Verheye van Citters naar voren dat Bever land van Bevere, Bibere, Drenken afkomstig is en dat de naam betekent 'het Land dat in het Water als Verdronken lag' waar hij waarschuwend aan toe voegt: 'Maar dit in transitie, want Taalkunde is in deze materie extra oleas'. Over Adriaan Kluit, lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde en eerste hoogleraar in de oudheidkunde en geschiedenis van Nederland, zie F.K.H. Kossmann, Opkomst en voortgang van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, Geschiedenis van een initiatief (Leiden, 1966) 101-106. 51. Lantsheer en Nagtglas Dl.l (1879),VI; zie ook AWBWD1.4 (1918),kol.429. 52. Nagtglas Dl.2 (1893),459; NNBW Dl.2 (1912) kol. 1156. 53. Lantsheer en Nagtglas Dl.l (1879),XI. 54. G. A. Fokker, 'Levensbericht van M.F. Lantsheer', in: Handelingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden(1878) 17-34; NNBW Dl.2 (1912), kol.786-787. 55. L. Ie Clert, Le Papier, recherches et notes pour servir d l'histoire du Papier, principale- ment a Troyes et aux environs depuis Ie quatorzième siècle. Avec Preface parH. Stein. Paris, 1926. 2 dln. Zie Dl. 2, blz. 376, Planche XLV, n°178*: het watermerk aldaar ver toont enige overeenkomst met ons watermerk; zie ook blz. 377, n°178. 56. Mededeling van drs. H. Voorn. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1984 | | pagina 59