werkterrein van predikant en medicus. Waar het accent van de 17e-eeuwse ge neeskunde op de therapie en prognose lag, bleef het terrein van de aetiologie, al thans de religieuze dimensie ervan, voor een belangrijk deel aan de geestelijk heid. In zijn Getrouw Bericht, hoe men sich ingeval vansieckte, ende verlossinghe uyt deselve draghen moet, opgesteld naar aanleiding van de ziekte van zijn moe der, beperkte Teellinck zich tot de oproep aan de zieke om zich Christus Jezus voor ogen te stellen als 'Doctor/Medecijn-meester ende Nacht-waker. Door sijne Goddelijcke kracht vat hij sijne gheloovighe als sij sieck zijn, bij der handt (indien het oorbaar is), hij heft se op ende geneest se selve'73. Verder moet een patiënt voor het gebruik van medicamenten 'eerst eenichsins bereydt' worden; daarna neemt hij de drank in en bidt om Gods zegen 'opdat hij mochte geholpen worden'74. Concrete aanwijzingen blijven bij dergelijke passages achterwege. Nadrukkelijk beperkten de piëtistische predikanten hun verwijzingen naar de therapie tot de natuurlijke middelen. Een bovennatuurlijke genezing kon alleen van God komen, 'want de Heere, die den autheur der natuere is, is oock boven de natuere'. Het gebed is daarom het meest geëigende middel om genezing te verkrijgen. De Lusthof der Christelycker gebeden geeft daarvan vele voorbeel den. Elders, in het boekje Houweel des Gheestes, gaf Teellinck nog een vijftal ge beden voor de verschillende stadia van de bevalling75. Ter illustratie van een uit zonderlijke genezing herinnerde Teellinck aan de moeder van Simson, die baar de hoewel zij 'een onvruchtbare vrouwe' wordt genoemd76. Voor de werking en het effect van de natuurlijke middelen was alleen Gods ze gen en niet het geloof van de patient bepalend. Dit laatste stond in tegenstelling met de bovennatuurlijke geneeskracht van 'Santen en Santinnen', die door de Roomse kerk werd gepropageerd. Zij zouden alleen maar gunnen genezen wan neer je erin geloofde, 'opdat, soo het mislucke ende sij gheen cure doen connen, sij dan fijnkens hare eere bewaren ende voorwenden dat d'opghesette Santé ofte Santinne de cracht der ghenesinghe wel heeft, maer dat het aen het geloove der Patiënten faalt'77. Ook elders waarschuwde Teellinck tegen magische genees wijzen, tegen 'het Paepsch bedrijf gelijck welcke daer sommighe Patiënten een briefken aen den hals hanghen daer op gheschreven is 'Het Evangelium van S. Jan' als ofte dat eenighe cracht der ghenesinghe hadde, 'twelcke slechts een tooverachtich bedrijf is'78. Uit het feit dat deze praktijken, tegen het zich bege ven 'tot Duyvel-jagers, tot waersegghers die hun snoode middelen voorschrij ven, S. Jansbriefkens (so zij die schandelicken noemen) en ander onhebbelicke bedrijf meer'79, bij herhaling worden genoemd en uit het protest dat er voort durend tegen werd aangetekend, zou men kunnen concluderen dat ook in het re formatorische Middelburg de magische geneeswijzen nog lang niet waren ver dwenen80. De geestelijke en natuurlijke mens Behalve tussen Adam en Christus, als prototypen van de geestelijke mens, kent de piëtistische literatuur ook een analogie van de natuurlijke en geestelijke mens. Deze parallel moet men onderscheiden van de macro-microcosmos analo gie die in de 17e eeuw ook buiten de medische kringen zeer populair is geweest81 Terwijl de macro-microcosmos analogie binnen het zienlijke blijft en derhalve kan worden afgelezen uit het boek van de natuur, vereist het signaleren van de analogie tussen de natuurlijke en geestelijke mens een vergelijking van het zien- 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1987 | | pagina 112