keid werd bij het bezorgen van een brief naar Spanje. Hij biedt zijn verdere diensten aan in ruil voor zaden en bollen, ook al is dit maar afval in Clusius'ogen, want, schrijft hij, 'ick ben een ionck aencommende liefhebber'. Uit een ant woordbriefvan Noiret d.d. 2 maart 1601 blijkt dan, dat Clusius hem inderdaad beloofd heeft enkele bloemen te sturen3. 6 februari 1602 bedankt Roels Clusius, dat hem de eer te beurt is gevallen opge nomen te worden in Rariorum plantarum historia. Helaas moest Roels Clusius ook het treurige nieuws brengen dat zijn vrouw, Catharina van de Warcke en zijn en Clusius' vriend Willem Parduyn waren overleden, evenals zijn collega, de stadsarts Franciscus Nansius (stadsarts 1593-1601 5,8). Adolf Nansius, die stads- arts was van 1611-1635, was vermoedelijk een zoon. Een zoon van Tobias Roels, Willem Roels, zou van 1626-1661 raad en schepen van Middelburg zijn. Deze Willem Roels ws getrouwd met Elisabeth de la Pal- ma, dochter uit een geslacht van regenten. Aan een De la Palma zou de dominee Joh. de Mey zijn boek opdragen. Adolf Nansius speelde een rol in het Moschus- conflict, waarbij Pelletier sterk betrokken was. Al deze familierelaties en biografische details zijn slechts in zoverre voor ons on derwerp van belang, dat we kunnen zien, dat het ontbreken van persoonlijke banden tussen de groep van 1600 (Roels, Parduyn, De Jonghe) en die van 1630 (Pelletier, Frank en Adolf Nansius) geen reden geweest kan zijn dat er geen doorgaande onderzoekstraditie ontstond. Beide groepen hadden een botani sche belangstelling. Roels c.s. correspondeerden met de 'groten', als Clusius en Lobelius. Toch vermeldt Pelletier, over wiens werk later meer, Roels, Parduyn en de Jonghe met geen woord. Van de ene kant vinden we bij de mensen om Roels een belangstelling voor exo tische planten en hun bruikbaarheid (e.g. cassave), anderzijds bieden zij al de aanblik van de liefhebbers der hoven en tulpen, die op het hoogtepunt van de bollenhandel, 1635) vermogens voor een nieuwe kleurvariant zullen neertel len. 2. HET TRIUMVIRAAT VAN PELLETIER In 1610 publiceerde de stadsarts Caspar Pelletier (1607-1639) zijn Plantarum turn patriarum, turn exodcarumin WalachriaZeelandiae insula, nascentium synonyma bij Richard Schilders in Middelburg14. Doel van dit boek was de iden tificatie van de namen van de planten. Daarnaast werd hun medische betekenis, hun 'temperatuur', vermeld. In hoofdzaak dus een filologisch-medische onder neming. Hoewel in de titel duidelijk verwezen wordt naar exoten en naar datge ne wat in tuinen groeit, is de belangstelling van Pelletier veel minder exclusief voor deze planten. Natuurlijk verwaarloost hij ze niet helemaal en onderzoekt bijvoorbeeld bij een soort lelie of alle door Clusius gemelde kleurschakeringen optreden: het is het 'cleyn lysken met roodachtighe bloeme/ofte geelachtigh/ wit- achtigh wit/ blaeuw/ purper/ violet/ ofte van verscheyden couleuren'. Deson danks wordt het tot nu toe nog niet in al zijn verscheidenheid waargenomen, die door Clusius beschreven wordt'3. Ook Sprengel meent dat Pelletier zich meer met de tuin dan met de medische plant heeft bezig gehouden14. Deze indruk is echter niet juist. In de eerste plaats wijkt in zijn beschrijvingen zeer vaak het me dicinale terug achter een precieze botanische beschrijving, die bij veel soorten niet onderdoet voor die van bv. C. Bauhun (1560-1624). Zeer vaak is het zo mo- 91

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1987 | | pagina 129