doen openen; het werk daartoe was onmiddellijk van start gegaan 86. Dat ging
Walcheren kennelijk toch niet snel genoeg. Want de Veerse reactie deed de heer
van Kleverskerke in de vergadering van Walcheren voorstellen, de dammen in de
Veerse haven dadelijk en op kosten van Walcheren door te steken87. Maar op 30
april 1708 was het dan eindelijk zover dat de dammen werden geopend; daartoe
was dag en nacht, zondag en biddag gewerkt door Veere! De stad beschouwde dat
zelf als een duidelijk teken van haar goede wil indezen88. Maar onmiddellijk kon
Veere nu ook op de tekortkomingen aan de kant van Walcheren wijzen. Met de
opening van de dammen was de suatie nauwelijks verbeterd; de vervuilde sprin-
ken vormden vele belemmeringen voor het afstromende landwater; en wederom
bleek nu de slechte onderhoudstoestand van de Walcherse uitwateringssluis 89.
Op 14 mei kwam in Den Haag de zaak weer voor. De Walcherse eis werd her
haald. Het eiland bepleitte een verbod van alle dok-, spui- of andere deuren of
werken in de Veerse haven die de lozing van het landwater via de sluizen ('hare
sluijsen') zouden verhinderen, en eiste naleving van de contracten van 1592 en
1701Ook wenste Walcheren vergoeding van de geleden schade 90.
Dezelfde dag antwoordde de tegenpartij bij monde van procureur Van Wouw.
Om te beginnen had de stad Veere de beide contracten altijd en in alle opzichten
nageleefd 91Daarbij bracht de procureur onder de aandacht dat het contract van
1592 op geen enkele manier verbood, werken aan te leggen 'ten dienste vande
stadt en het gemeen tot accommodatie vande scheeps-vaert en koophandel', zo
lang die werken de suatie althans niet belemmerden. En in het contract van 1701
'staeter niet een woort meerder bij bedongen, als bij het vorige'. Over een dok
werd in het geheel niet gerept. Maar Walcheren, 'nu ijets inde kruijne krijgende,
geeft voor dat de stadt Vere haer eenig empeschement en belet.tegens den in
houden van twee contracten wilt doen. Blindeling te roepen en argumenteren
is ijdel, maar de letter of inhoud van het instrument moet werken buijten welcker
inhout het bespottelijk is ijets voor te brengen'
In de visie van Veere zou het onderhanden zijnde werk de suatie zelfs bevorde
ren. Door het extra uitdiepen en verbreden van de Veerse havenkil zou het land
water namelijk 'met vrij meerder force, quantiteijt en langer als oijt te voren'ge
loosd kunnen worden. Veere had trouwens al eerder aangeboden, na verzoek
86. AWW, inv. nr. 232 (V) (1708 april 24). GAV, inv. nr. 13 (1708 april 24).
87. AWW, inv. nr. 16, f. 65v (1708 april 26). Over deze kwestie verliep de communicatie tus
sen Middelburg (het polderbestuur) en Den Haag (de procureur namens Walcheren. Ruyl) kenne
lijk stroef. Intussen bleken ook in het Haagse circuit Zeeuwse 'lijntjes' te fungeren. De Walcherse
procureur krijgt van een raadsheer bij het Hof, Keetlaer, een Goessenaar van afkomst, te horen
dat volgens Keetlaer's zwager Eversdijk, lid van de Admiraliteit, Veere er alles aan doet de dam
men uit de haven te verwijderen. Daarmee gaf hij Ruyl te kennen dat die 'de saecke nu soo sterck
niet hadde te pousseeren'. De procureur, van deze ontwikkelingen niet op de hoogte, wil voortaan
sneller vanuit Middelburg geïnformeerd worden. AWW, inv. nr. 232 (DD) (1708 mei 5).
88. GAV, dossier, 28.
89. GAV, dossier, 31,28.
90. AWW, inv. nr. 232 (CC).
91Waarbij Veere aantekent dat ze zich van de plicht, een ordonnantie op het afmeren aan het
schuitvlot uit te vaardigen, ontslagen achtte. Dit, aangezien sinds de aanleg van de straatweg
Veere-Middelburg 'geen schuijten (als nu en dan een cleijn boere schuytie) inde waterganck va
ren'. GAV, dossier, 2. Dat verklaart ook dat onder meer in 1711 sprake is van 'het plein, voor
maals het schuitvlot' te Veere. GAV, inv. nr. 13(1711 juli 25).
64