de, dan kreeg men de eerste rang, een zeldzaamheid. Werden deze eisen vlak na 1806 met enige soepelheid gehanteerd, naarmate het aantal sollicitanten zou toe nemen was het zaak om zich verder te bekwamen. Bovendien, hoe groter de ge meente des te hogere rang er werd geeist9. Ook inhoudelijk veranderde er veel. Een vergelijking maakt dit enigszins duide lijk als we kijken naar de manier waarop het er in de 18e eeuw toeging. Op onge regelde tijden verzamelden de kinderen zich in een wat morsige lokaliteit, alle leeftijden door elkaar. Ze brachten van huis van alles mee dat als voorbeeld kon dienen bij het leren lezen: oude kranten, huurcontracten en de bijbel. De meester zat in zijn lessenaar en bleef er zitten, vaak met andere dingen bezig. Plak en roede binnen handbereik. Het leren lezen ging spellenderwijs met veel van buiten leren en was moeizaam en tijdrovend. Onderricht kwam erop neer dat de onder wijzer wat vage aanwijzingen gaf en een of meer kinderen minstens eenmaal per dag bij zich riep om 'de les op te zeggen', wat bekend staat als hoofdelijk onder wijs. Veel leerden de kinderen van elkaar, waarbij de ouderen de jongeren hiel pen. maar kenmerkend was het ontbreken van uitleg door de meester en begrip voor het geleerde bij de kinderen. 'Niet zelden bepaalde de theorie zich tot de woorden: jongen! Gij moet van achteren beginnen; in een ander geval: multipli ceer met twaalf en deel door acht en Uwe som zal wel goed zijn. Of was de leer ling iets verder, dan had de meester het uitgewerkte rekenboek niet zelden voor zich liggen, gebood de leerling te gaan zitten en schreef het uitgewerkte voor beeld over op de lei zeggende: daar, jongen, is Uwe som!'I0. Aldus een onderwij zer die in 1827 terugkijkt in zijn eigen verleden. Nadruk lag nog sterk op kerke- lijk-leerstellig onderricht voorzover nodig voor de komende zondagsdienst. De regelingen van 1806 beoogden een andere wijze van lesgeven. De kinderen moesten voortaan onderwezen worden in drie klassen die duidelijk onderschei den van elkaar zouden zitten met banken of lessenaars voor beginners en gevor derden. Ze kregen nu samen les van de onderwijzer. Het schoolbord deed zijn in trede. Alle kinderen volgden nu dezelfde leerboekjes en moesten regelmatig op school komen om niet achter te raken want er werd nu uitleg gegeven. Er kwam iets als een leerplan en een jaarlijks overgangsexamen Ook de leermiddelen veranderden want het kind diende te begrijpen wat het geleerd had, zijn gedach ten op papier weten te zetten, zijn sommen toe te kunnen passen. Volgens het principe van de Verlichting stonden verstand en ontwikkeling van het verstand centraal en tegelijkertijd moesten de kinderen worden doordrongen van de juist geachte zedelijke beginselen volgens de nieuwe doelstelling: 'Alle schoolonder wijs zal zoodanig moeten worden ingericht, dat onder het aanleren van gepaste en nuttige kundigheden de verstandelijke vermogens van de kinderen ontwikkeld en zijzelve opgeleid worden tot alle Maatschappelijke en Christelijke deugden' 9. Bij K B. was het onderwijzers van de derde rang na 1815 ook toegestaan buiten de provincie te solliciteren. Het aantal sollicitanten was groeiende. Waren er vijf komen opdagen vooreen va- kature in Wissenkerke in 1818, in 1840 waren het er twintig. 10. RAZ, Archief Toezicht inv.nr.45. Het citaat is genomen uit een ongedateerde verhandeling over het onderwijs oude en nieuwe stijl. 11Om uniformiteit te bevorderen was in 1806 beslist dat er een standaard-boekenlijst zou wor den samengesteld, tevens leerplan. Deze verscheen in 1810. Ze bood enige ruimte en onderwij zers waren verplicht hier niet van af te wijken. 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 138