weinig verschil. In maart werden ze voor de rest van het jaar vastgelegd in een soort programma zodat iedereen wist wat hij te doen had. Daarbuiten zien we ook instructie met proefklassen van kinderen van de armenschool in Middelburg. Het vergaderschema van het gezelschap 'Oefening baart kunst' zag er voor 1839 als volgt uit: 10.00-10.30 Schrijven, een kwart vel, 50° ligging. Onderscheiden wer den groot, middel, en klein schrift, hoofdletters en lopend opstel. Iedere maand een onderdeel, tot 10.45 Vraag, door twee leden te beantwoorden, tot 11.15 Natuurlijk lezen uit de handleiding van de scholen ten plat- telande door een van de leden, tot 11.45 Vaderlandse geschiedenis.periode 100 v.Chr. - 100 n.Chr.; 400-Grafelijke regering; graven uit het Hollandse Huis; Huis van Henegouwen; Huis van Beieren; Huis van Bour- gondië; Huis van Oostenrijk; periode 1581-1609; periode 1609-1648; periode 1648-1670. tot 12.15 Aardrijkskunde: Groningen, Drente, Luxemburg, Afrika, de Kaukasus, Indië, Azie, Rusland en 'Tartarije'. Per maand een onderdeel, tot 12.45 Drie- of vierregelig foutief opstel ter verbetering. Verder: zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, werkwoord, telwoord, voorzetsel en voegwoord. Behandeld in de loop van het jaar. slot Rekenkunde en rekenkundige voorstellen. Ook voor 1830 zijn soortgelijke tabellen te vinden. Goed is te zien hoe de onder wijzersgezelschappen eigenlijk als een soort scholen voor onderwijzers dienst konden doen. Kijken we naar vakken als aardrijkskunde en geschiedenis die vroeger, voor 1800, niet aan bod kwamen op een dorpsschool, dan ligt de vraag voor de hand of dit nu wel gebeurde; immers de gezelschappen waren in opzet praktijkgericht. Deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Leermiddelen- lijsten van scholen laten zien dat in de hoogste klasse, de derde, aardrijkskunde en geschiedenis op het programma voorkwamen. Maar bij een onderzoek van de inspecteursrapporten van de scholen op Walcheren, Noord-Beveland en Zuid- Beveland voorde jaren 1830-1840 is de vermelding dat aardrijkskunde, geschie denis of beide gegeven werden eerder uitzondering dan regel. Dit is opmerkelijk en laat zien dat algemene waardeoordelen over het nut van de gezelschappen voor de dorpsjeugd en hun rol bij de onderwijsverbetering misleidend kunnen zijn, ze ker bij deze twee vakken. Overigens zijn hier andere factoren werkzaam geweest die zich onttrokken aan de invloed van de gezelschappen. Allereerst waren in het begin onderwijzers van de tweede rang zeldzaam en mochten alleen zij deze vakken geven. Deze vakken kwamen pas in de laatste klas aan bod en op het platteland was deze klas mini maal. Ouders waren snel geneigd de kinderen van school te nemen als de basis vakken geleerd waren. Zij waren nodig op het land. Daar kwam nog bij dat het schoolgeld voor de derde klas het hoogste was (80 cent tot 1,20 per maand). Dit was wat een dagloner ongeveer per dag verdiende en waren er meer kinderen per gezin en had men het niet breed (en ook dit was regel) dan valt licht te begrijpen dat zo'n klas onderbezet was. Leerlinglijsten voorzover die er waren laten dit ook duidelijk zien. 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 151