Tegen deze gang van zaken tekende de al genoemde Sluiters, onderwijzer in Ka-
pelle, protest aan. Iedere onderwijzer, zo betoogde hij, zou de bedoelingen van
de Weledelgestrenge Heer Schoolopziener zonder enige twijfel ongedwongen
steunen en toejuichen. Maar zo niet, waartoe dan een boete? 'Of bezit de
Zeeuwse rijksdaalder het vermogen om tot harmonie te stemmen ook daar waar
deze jammerlijk is verbroken?'. In zijn brief die niet vrij is van sarcasme en ironie
betwijfelde Sluiters de waarde van een vertoon van broederschap dat niet strookte
met de realiteit en in Goes, zoals gezien, was deze verre van ideaal. Jammer
genoeg zijn ook persoonlijke getuigenissen en gegevens van dit type erg zeld
zaam 78
Dat onderlinge verbondenheid en vriendschap bij de algemene vergaderingen het
Leitmotiv vormde spreekt wel vanzelf en komt steeds naar voren in de redevoe
ringen. Het belang hiervan voor de toekomstige ontwikkeling naar vakverenigin
gen is reeds benadrukt maar de inspecteurs zagen deze bijeenkomsten evenals de
overkoepelende besturen toch vooral ook als middel om eenvormigheid te stimu
leren, concurrentie van de onderwijzers onderling tegen te gaan, en algemene
ontwikkelingen op onderwijzersgebied vanuit hun visie aan de orde te stellen en
te propageren.
In de inleiding is gewezen op de geringe sociale status van de onderwijzer als een
manusje van alles dat zich ook met onderwijs bezighield. Na 1806 kwam hierin
geleidelijk verandering. De onderwijzer wilde op het platteland een plaats ver
overen die hem tot notabele van het dorp zou maken, naast de schout, de notaris
en de dominee. Dit proces, dat niet in details kan worden gevolgd in deze studie,
is vanaf 1820 goed waarneembaar. Het waren vooral jongere onderwijzers die
zich zelfbewuster gingen opstellen. Hoewel nog afhankelijk van hun inspecteur
vonden sommigen onder hen, zoals bijvoorbeeld Schoe en Van Vooren, hun taak
voor de dorpsgemeenschap van het grootste belang en zij lieten niet na zich tegen
over de plaatselijke notabelen onafhankelijk op te stellen en dezen te wijzen op
hun positie en daaruit voortvloeiende rechten 79Ook een vraag als in hoeverre
een onderwijzer zich iedere dag in oorden van ontspanning en vermaak mag op
houden wijst op een groeiend besef van een stand met een eigen gedragscode.
In dit proces speelden de algemene vergaderingen een rol. Benadrukt in redevoe
ringen vinden we steeds weer de betekenis en waarde van het onderwijzersambt
in het vaste thema: de onderwijzersstand, nuttig voor rust en vrede, door God ge
zegend, door de koning beschermd, gesteund door alle weidenkenden. Ook in
liederen was de toon nationaal-gezind en ingenomen met koning en vaderland,
een tijdens de Belgische opstand nog versterkt algemeen kenmerk dat eigen is aan
deze festiviteiten s0.In het verlengde van het proces naar grotere waardering stond
de invloed die van deze vergaderingen uitging naar het grote publiek. Onder de
78. RAZ, Archief Toezicht inv.nr. 80, verslag 1830. Volgens Van der Meer-Mohr had Sluiters
een negatieve invloed op de gezelschappen. Het is niet te achterhalen wat hij hiermee bedoelde,
maar de verstandhouding kan niet al te best zijn geweest. Overigens schreef Sluiters evenals bij
voorbeeld Meesters verdienstelijke schoolboekjes: De Bree, 142; Van Oorschot, 107.
79. Met name geldt dit voor A. Schoe, onderwijzer in Wissenkerke. Hij correspondeerde uit
voerig met Van Deinze, weigerde op verzoek van de notabelen gratis Frans te geven en liet zich
voortdurend voorstaan op zijn recht op goede huisvesting als onderwijzer en een doelmatig
schoolgebouw. Hierin ging hij verder dan de inspecteur zelf.
80. Nassau, Lager Onderwijs77.
120