Toch laten de inspectieverslagen zien dat niet altijd de ontwikkeling die in de ge zelschappen bereikt werd ook in de scholen in de praktijk gebracht kon worden. Armoede, het schoolgeldsysteem en het standsbesef stelden grenzen88. Van Det en Wolthuis zien het nut van de grotere samenwerkingsvormen na 1830 in de scholing in het vergaderen die de onderwijzers later goed van pas kwam in vak verenigingen. Inhoudelijke analyse van redevoeringen zou meer aan het licht kunnen brengen over de ontwikkeling van het streven naar positieverbetering binnen de gezelschappen zelf. De opvatting zoals die bij Van der Giezen is te vin den als zouden de onderwijzersgezelschappen rond 1835 weinig betekenis meer hebben is te eenzijdig. Groeiende verschillen in kunde en ervaring leidden tot het zoeken naar oplossingen die de wetenschappelijke vorming en opleiding van de onderwijzers ten goede kwamen. Onder de noemer 'onderwijzergezelschappen' gaat een gevarieerd fenomeen schuil. In een beperkte opzet is getracht aan de hand van gezelschappen in Zee land dieper op enkele aspecten in te gaan dan tot nu toe is gebeurd. De conclusie kan zijn dat veel nog nader onderzoek verdient. Callenfels stimuleerde de gezel schappen. Hij wilde de loop van leerlingen naar Vlaanderen, waar het onderwijs nog veel op de oude manier gegeven werd, tegengaan. De onrust in het onderwijs in de afgelopen decennia heeft in onze tijd opnieuw tot een 'loop naar Vlaande ren' geleid, om precies dezelfde reden. Het geeft te denken en voegt aan de studie van een periode uit de onderwijsgeschiedenis een dimensie toe. 88. Het punt kwam al ter sprake. Ter illustratie: van de 24 gemeenten in het Ie district is het vak geschiedenis slechts tweemaal vermeld; in 1834 kwam aardrijkskunde in 10 en in 1840 in 15 ge meenten voor. Op Zuid-Beveland bestond nagenoeg dezelfde situatie. 124

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 166