graving van Amemuiden-Brakenburg, kunnen we als reden voor de beëindiging van de bewoning een uitbreiding van de invloed van de zee aanwijzen, waardoor het gebied hetzij opnieuw overstroomde hetzij onbewoonbaar werd door het stij gen van de grondwaterspiegel12. Minimaal anderhalve eeuw blijft Walcheren (achter de strandwallen) onbewoond om pas in de tweede helft van de 1 ste eeuw na Chr. weer aanwijzingen op te leveren van menselijke activiteit. Het inheemse aardewerk maakt dan al een minderheid uit ten opzichte van het op de draaischijf vervaardigde Vlaams-Romeinse en Romeinse aardewerk en het is daarenboven van een heel ander karakter. De aanwijzingen voor bewoning van het veenlandschap ten noorden van de Schelde zijn veel spaarzamer. We kennen maar één vindplaats in het eigenlijke veengebied, de tweede ligt op een uitloper van een strandwalafzetting. Het aarde werk komt echter geheel overeen met dat van de jongere groep op Walcheren. De vierde en laatste te behandelen concentratie van vindplaatsen bevindt zich op Tholen. De kenmerken van het aardewerk, zoals die uit de tabellen en fig. 3 zijn af te lezen, geven een relatief hoog percentage besmijting en versiering te zien, terwijl de randversiering zich bijna uitsluitend óp de rand bevindt. Op typologi sche gronden zou een datering in de vierde of derde eeuw gegeven kunnen wor den. De glazen armband van Poortvliet wijst veeleer in de richting van de laatste twee eeuwen voor Christus, evenals een C14-datering van de vindplaats St.- Maartensdijk13. Het aardewerk wijkt typologisch iets af van de Walcherse groep. De aard van de bewoning Het zal duidelijk zijn dat het tot nu toe in Zeeland verrichte archeologische onder zoek weinig gegevens heeft opgeleverd die ons iets kunnen vertellen over de hui zenbouw en de middelen van bestaan. We kunnen er vanuit gaan dat de huizen van hout waren gebouwd. Op de vindplaats Amemuiden-Brakenburg kon een paalconfiguratie worden opgetekend en aan de Ceresweg op Tholen werd een pa- lenrij waargenomen. Gezien de omvang van de vondstplekken moeten we rekenen op een bescheiden huis per vindplaats. Het aardewerk wordt aangetroffen in of in de onmiddellijke nabijheid van het huis. Naast aardewerken potten zijn in veel gevallen grote, van gaten voorziene platen van aardewerk in de nederzetting aanwezig. Ze zullen dienst hebben gedaan als ovenrooster, misschien mogen we ze ook in verband brengen met aardewerkfabricage. De in het verleden veronderstelde relatie met de zoutbereiding is in ieder geval niet houdbaar gebleken. Wel kan het op bijna alle vindplaatsen in zeer geringe hoeveelheden aanwezige, meestal dikwandige 12Ook een datering van de vematting van het gebied van de Schelde stroomopwaarts bevestigt dit, Van Heeringen, 'Natte Voeten', fig. 2 datering 7. 13Helaas heeft de C14-datering een grote standaardafwijkingVolgens het Groningse ijkings- programma is de kans op een datering in de vierde en derde eeuw voor Christus 10%. Hetzelfde percentage geldt voor een datering in de eerste eeuw na Christus. De kans is het grootste (80%) op een werkelijke ouderdom in de tweede en eerste eeuw voor Christus. Mogelijk zal een in be werking zijnde C14-datering van de in 1988 ontdekte vindplaats Tholen-Ceresweg meer duide lijkheid verschaffen. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 37