lijk gezien ging het om een heterogeen gebied. Het noordelijke gedeelte rondom Vrouwenpolder bestond uit vlakke en vrij hoog gelegen polders, sinds de der tiende eeuw als nieuwland bedijkt. Zuidelijker behoorde de omgeving van Se- rooskerke en Gapinge tot het gebied van de zogenaamde kleiplaatgronden. Dat lag ook vrij hoog en kende evenmin grote hoogteverschillen. Het overgrote deel van de Oostwatering bestond evenwel uit de voor het oudland karakteristieke combinatie van hogere kreekruggen en lagere poelgebieden. De meeste ambach ten hier omvatten zowel deze ruggen als de poelen. Al vroeg moet het eiland over een uitwateringssluis in Veere beschikt hebben. Uit diverse gegevens is dat op te maken. Maar waar de sluis toen precies gesitueerd was, is minder duidelijk.Onder andere in 1417 begaf de sluis het waardoor groot gevaar voor het eiland dreigde, terwijl al veel eerder gebreken waren geconsta teerd 4. Blijkens de onkosten waren er ook later regelmatig gebreken aan de sluis. Zowel in 1422 als in 1441 stonden bij reparatie grote belangen op het spel; kenne lijk ook belangen van Middelburgse poorters, want die stad droeg beide keren bij in de herstelkosten. In het laatst genoemde jaar sprak men van de nieuwe sluis te Veere5. Vernieuwing had nadien ook plaats in 1545 en 1592 6. Bij de laatste gele genheid werd de nieuwe situatie bestendigd in een contract dat hierna ter sprake komt. Sinds het jaar 1592 lag de sluis in elk geval op de plaats waar ze ook in het begin van de achttiende eeuw nog lag. Het is desondanks verwarrend dat de sluis in kwestie vanaf 1592 onder telkens wisselende benamingen en plaatsaanduidingen voorkwam. Zo was in 1592 sprake van de landsluis 'inden wal bij die Werwixse poerte' van Veere, maar ook van de sluis 'deur den dyck ende Rampaert byde Noortwest meule' 1In 1626 maakte men melding van de sluis 'liggende inde zoute veste vander Vere'8, en in 1696 werd de sluis aangeduid als de sluis aan het molenwater9. Toch gaat het hier steeds om één en dezelfde sluis. Willen we de telkens andere aanduidingen be grijpen dan is het goed de situatie ter plekke te schetsenEen handreiking daarbij biedt de bekende stadsplattegrond van Veere, in 1753 doorTirion uitgegeven (af beelding 1). Deze kaart geeft weliswaar de toestand van een halve eeuw later weer, maar in die tussenliggende vijftig jaar hadden geen ingrijpende veranderin gen plaats. Nog gedetailleerder informatie verschaft een extract uit Tirion's kaart (afbeelding 2); dat werd in de negentiende eeuw vervaardigd als steun om de ver wikkelingen rond de Walcherse sluis te begrijpen. Het rechte gedeelte water dat op Tirion's kaart ongeveer oost-west verlopend de stad Veere in twee ongelijke delen splitst, was de haven. Eén vernauwing in de vorm van de havenmond bevond zich even ten westen van de nu nog altijd be staande Campveerse Toren. Halverwege de haven (en ook wel aangeduid als: ter hoogte van het woonhuis van burgemeester Kien) lag een tweede versmalling ter plekke van de zogeheten Grote Brug, stammend uit het midden van de zestiende eeuw. Deze brug staat onder andere afgebeeld bij Smallegange (afbeelding 3). 4. Gottschalk, Stormvloeden II, 47. Vergelijk: Unger, Bronnen Middelburg II, 281, 284. 5. Unger, Bronnen Middelburg II, 535 noot 10; 541543 noot 12. Ook: Kesteloo, Stadsrekenin gen Middelburg'252, en De Bruin, De kust van Walcheren, 12. 6. AWW, inv. nr. 297, f. 6v; AWW, inv. nr. 227. 7. AWW, inv. nr. 227 (A) (1592 april 7); AWW, inv. nr. 227 (E). 8. AWW, inv. nr. 351, f. 73v. 9. AWW, inv. nr. 14 (1696 mei 3). 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 77