spui- en de suatiesluis in de Veerse haven (afbeelding 7). Wanneer het tijd was om te schuren, diende allereerst 'het klokje hangende aan de groote brugge' te worden geluid. Dan moesten de sluizen geopend, 'zo wel de sluys van Walche ren, als de stadssluyse, dat beyde te gelyk moet geschieden, en nietdeeene na de andere, om zoo veel de nodige massa water te hebben tot voortdry ving van de mol'. Niet alleen het Walcherse polderbestuur, ook de stad Veere had kennelijk van tijd tot tijd reden tot klagen. In 1703 constateerde men van stadszijde dat door het sue- ren van het landwater door de Walcherse sluis de stadswal en de gording aan de voet daarvan ten noorden en ten zuiden van de Warwijkse poort schade opliepen, en daarmee ook de fortificatie. Kennelijk bereikte het afstromende landwater hier soms hoge snelheden '9. Voor een goed begrip valt hier nog te wijzen op andere voorzieningen die er ten behoeve van het landwater bij Veere waren getroffen. Dat water werd namelijk ook nog op andere plaatsen dan via de Middelburg-Veerse watergang op de Veerse vest geloosd. Zo kwam er vanuit het noorden de Polderse watergang, ter wijl ook vanuit het zuiden een watergang in de vest uitmondde. Om het water uit die laatste beter te kunnen afvoeren, beoogde men in 1699 een sluisje te leggen 'in den beere van de veste'Blijkbaar doelde men hier op de opening van de eer der genoemde Stenen Beer. Het nut van een dergelijk werk werd door de opper commies van Walcheren gedemonstreerd aan het College van 24 commissaris sen, de vertegenwoordiging van alle ingelanden van het eiland. Het resultaat was dat er in 1701 met Veere een contract werd gesloten over aanleg en onderhoud van dit sluisje20Over dat contract aanstonds meer. c. Contractuele verplichtingen In de discussie komt telkens een tweetal tussen Walcheren en Veere gesloten con tracten ter sprake. Het oudste daarvan dateert uit 1592 (zie bijlage I). In dat jaar kwam de sluis in kwestie, de Walcherse uitwateringssluis, na grondige vernieu wing gereed op de bekende lokatie ofwel werd ze daarheen verplaatst. Tegelijk met deze sluis in de stadswal kwam in de stadssingel de eerder genoemde stenen heul aan het einde van de watergang Middelburg-Veere gereed. Die heul bezat twee openingen die met behulp van twee schuiven (schuifrabatten of verlaten) ge sloten konden worden. Op die wijze kon men zowel het water uit de watergang als uit de vest ophouden. Tegenover deze uiteraard door Walcheren te bekostigen en te onderhouden waterwerken, verplichtte Veere zich tot de aanleg van een nieuw schuitvlot, zodanig dat het landwater voortaan ongehinderd door de ope ningen van de heul kon stromen. Ter toelichting op deze bepaling diene dat het schuitvlot de plaats was waar de binnenvaartschuiten hun aanlegplaats hadden. Het bevond zich, zoals ook enigszins zichtbaar op het zestiende-eeuwse Pano rama van Walcheren (afbeelding 6), aan het Veerse einde van de watergang, net buiten de stad. En de daar afmerende schepen belemmerden een snelle suatie21 19. GAV, inv. nr. 12 (1703 mei 5; 1703 juni 23). 20. AWW, inv. nr. 14 (1699 juni 4; 1701 febr. 3; 1701 mei 12). Vergelijk: GAV, dossier, 42. 21In het stapelcontract, in 1612 door Veere met de Schotten afgesloten, speelde het (nieuwe) schuitvlot ook een rol. Zie: Perrels, 'Schotse stapel', 117-118; Davidson Gray, 'Scottish Sta ple', 193-194. 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 80