Op dat afmeren moest de stad een ordonnantie instellen; dat moest ze ook op het meren van schepen in de stadshaven. Zowel vest als haven- en sluiskil moest Veere bovendien op diepte brengen en houden. Als tegemoetkoming betaalde Walcheren de stad een eenmalig bedrag van 200 ponden Vlaams22 Er was in 1706 nog een ander, een recent contract; dat was de overeenkomst uit 1701 die we al eerder even aanroerden (zie bijlage II). Daarbij werd het Walche ren vergund op eigen kosten een stenen heul te leggen in de stadssingel bij de Ar- nemuidse poort, dat wil zeggen aan de zuidzijde van de stad Veere. Ook mocht Walcheren een tweede gat (van circa 2,50 meter) breken in de ook al eerder ge noemde Stenen Beer. Het eiland verplichtte zich tot het onderhoud van die heul en van de beide gaten, en tevens van het gehele Molenhoofd. Met dit laatste, waarvan tot dan toe de stad het landeinde en Walcheren het zee-einde onderhield, werd hoogstwaarschijnlijk het bolwerk Molenberg bedoeld. Verder mocht het ei land voortaan het landwater ook sueren via de stadssluis. Onderhoud en bedie ning daarvan geschiedden van stadswege, al zou Walcheren de stedelijke be diende betalen. Voor onderhoud en ten gevolge van de suatie te lijden schade be taalde het eiland een eenmalig bedrag van 200 ponden Vlaams23. d. Conclusie De Walcherse sluis ontlastte via de haven van Veere ongeveer een vierde deel van het eiland van het overtollige landwater. Dat gebeurde bij eb, en was vooral van belang in periodes van grote neerslag, dus gedurende najaar, winter en voorjaar. Tegelijkertijd had de stad Veere profijt van dit sueren, doordat het water de ken nelijk frequent opslibbende haven die in open verbinding met zee stond, schuur de. Daartoe fungeerde ook een tweede, stedelijke, sluis, en daartoe werd kenne lijk door béide sluizen van tijd tot tijd bij opkomend tij zeewater ingenomen en vastgehouden, om dat vervolgens bij afgaand tij te kunnen spuien. Naar alle waarschijnlijkheid was de noodzaak hiertoe het grootst in de zomermaanden, de periode waarin de aanvoer van landwater in het algemeen namelijk stillag. Ver der gaat het hier om een verschijnsel dat in alle tijhavens van het deltagebied voorkwam. Zolang Veere ook over een getijdewatermolen had beschikt, had de inlaat van zeewater ook dat belang nog gediend; in de hier bestudeerde periode evenwel was die functie verleden tijd. Tegenover waterstaatkundige en economische (lees: met name agrarische) belan gen, verdedigd door de Polder Walcheren als eerstverantwoordelijke voor de be heersing van het binnenwater, stonden economische (lees: handels- en nijver heids-) belangen en militaire belangen van Veere. Want goed onderhouden ves tingwerken met voldoende water in de vest dienden de strategische betekenis van de stad. Zout water was echter, juist in de zomermaanden, funest voor de land bouw en veeteelt. Formeel reikte de bevoegdheid van de Polder Walcheren niet tot in de stad. De Walcherse sluis lag op Veers grondgebied. En de Walcherse ste den, dus ook Veere, moesten hun eigen dijkage onderhouden 24. Deze verhou ding tussen Walcheren en Veere werd gecompliceerd door een tweetal contracten die in feite uitzonderingen op deze regel vastlegden. Maar niet uitsluitend daar door waren beide partijen toch sterk op elkaar aangewezen. 22. AWW, inv. nr. 226 (1592 aug. 3). 23. AWW, inv. nr. 231 (A) (1701 april 23). 24. Zie o.m.De Waard, Inventaris besturen Walcheren, 5-8. 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 81