3. De achtergrond van het conflict Begin 1703 vernam Veere, overigens niet voor de eerste keer, van Vlissingse plannen, in die stad een droogdok aan te leggen. Vanaf dat ogenblik liet Veere niets na, hoog op te geven van de eigen voordelige situatie en de Vlissingse ha ven-accommodatie te bekritiseren. Speciaal marineschepen had men hierbij op het oog. Daarvan wist men triomfantelijk te melden dat deze in Vlissingen schade zouden lijden ten gevolge van paalworm 25. Toen desondanks een jaar later de Admiraliteit aan Vlissingen zo'n dok gunde, besloot Veere alles te ondernemen 'om die resolutie geen effect te doen sorteren' 26. Veel leverde dat niet op. Het Vlissingse dok kwam in 1705 gereed, en daarmee beschikte de stad over het eer ste droogdok van ons land21In 1706, nadat het Vlissingse droogdok al in gebruik was genomen, drong Veere er op aan haar toch tenminste de equipage van één van twee marineschepen te gunnen, of desnoods alleen maar de ligplaats 28. Het waren schermutselingen die alleszins de conclusie wettigen dat het om een achterhoedegevecht ging dat Veere op dit punt voerde. Een gevecht waarin dui delijk hoorbaar de nagalm van een eertijds vooraanstaande positie in economisch en ander opzicht de toon zette. Toen het de stad bijvoorbeeld bleek dat de Admi raliteit de Veerse scheepswerf betitelde als's Lands werff', werd erdoor Veere onmiddellijk gecorrigeerd. Het moest zijn: 'Stadts werff'!29. Het stak Veere dui delijk dat de grotere scheepsreparaties veelal in Vlissingen terechtkwamen, en dat al sinds het einde van de zeventiende eeuw, aangezien Veere niet over facili teiten voor de allergrootste schepen beschikte30. Voor een stad die zich er op kon 25. GAV, inv. nr. 12 (1703 april 28; 1703 okt. 13). En inderdaad zou het Vlissingse droogdok vrij spoedig last ondervinden van paalworm. Zie: Encyclopedie van Zeeland, I, 339 i.v. dok. Om trent het eerste voorkomen van schade tengevolge van paalworm in ons land zijn de berichten niet eenduidig. Lambooij, Getekend Land, 109, vermeldt schade in 1680 te Huisduinen. Schoorl, Wa ter en Land, 279, noemt 1706 als eerste jaar van paalwormschade aan de Hollandse kustverdedi ging. De Encyclopedie van Zeeland, 11,481 i.v. paalworm, maakt melding van een ernstige epi demie op Walcheren omstreeks 1732. Van belang lijkt een opmerking bij Schoorl, a.w., 224, noot 56: 'De mening als zou de paalworm plotseling zijn verschenen, die in tal van publicaties cir culeert, is even hardnekkig als onjuist'. Wanneer verder in de oudere literatuur sprake is van wormaantasting bij schepen, kan deze zowel door de paalworm als door de zogenaamde scheepsworm zijn veroorzaakt. Langedijk, De paal worm', 7. Ook: Palm, 'Paalwormepidemie' 26. GAV, inv. nr. 12 (1704 juli 26). 27. Hiertoe had Vlissingen het Ganzengat, tussen Pottekaai (of Rommelhaven) en Dokhaven, ingericht. Van Grol, Havens Vlissingen, 59; Encyclopedie van Zeeland, I, 339 i.v. dok. Het droogdok wordt onder andere beschreven bij: Gargon, Walchersche Arkadia, II, 145-147 (en twee afbeeldingen; zie afbeelding 8 en 9); en bij: Tirion, Teg. Staat, II, 115-116. Zie voorts: De Physique Existentie dezes Lands, 147 en 220 (cat.nr. 24); en: Lemmers, 'Scheepsbouw', 16. 28. GAV, inv. nr. 12 (1706 febr. 20). 29. GAV, inv. nr. 12 (1706 nov. 27). 30. Lemmers, 'Scheepsbouw', 14; Van der Padt, 'Tocht naar Cadiz', 19. 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 82