sluis in Veere, waarop men voor het grootste deel was aangewezen, dicht bleef,
kon maar weinig water sueren en zouden de meeste heerwegen en een groot deel
van de landerijen onbruikbaar blijven. De getuigen zelf moesten nog iedere dag
per schuit van en naar hun hof varen58
Twee schepenen van Buttinge, dat ten noordwesten van Middelburg is gelegen,
betoogden dat van de ruim 1200 gemet drie vierde deel onder water had gelegen,
en op het moment van hun verklaring was nog ruim de helft van Buttinge met wa
ter bezwaard 59. Voor het ten noorden van Middelburg gelegen Popkensburg of
Sint Laurens gold iets dergelijks. Twee schepenen verklaarden dat twee derde
deel van de 1045 gemet grote parochie onder water had gelegen. Nu, in het voor
jaar, lag het grootste deel nog altijd onder water60. Twee schepenen van Klevers-
kerke, tussen Veere en Amemuiden, spraken zich in soortgelijke termen uit. Het
grootste deel van de 1150 gemet die deze parochie telde, had onder water gele
gen. Op het moment dat ze dit verklaarden, was de helft van die oppervlakte nog
geïnundeerd 61Een tweetal keurschepenen van de landvierschaar van de Middel
burgse stadsambachten verklaarde dat van de bijna 1200 gemet, grotendeels aan
gewezen op de uitwateringssluis in Veere, circa de helft onder water had gelegen.
En de situatie was thans, voorjaar 1708, zo dat nog een derde deel van het gebied
geïnundeerd was 62
Ook op individuele basis gaf een aantal personen blijk van bezorgdheid over de
hindernissen in Veere. In hetzelfde voorjaar van 1708 ondertekenden circa 85
man een request. Zij waren inwoners van, en gebruikers (baanders) en eigenaren
van land in Sint Laurens, Brigdamme, Schellach, Kleverskerke en Noordmon
ster. Met uitzondering van Noordmonster dat ten noordoosten van de stad Mid
delburg is gesitueerd, kwamen we deze plaatsen al eerder tegen. In het request
wees men er op dat de vrije suatie van het landwater in de Oostwatering via de
Veerse haven door de aanleg van dammen de afgelopen winter en tot op vandaag
was gestremd. Dat had tot grote schade geleid, aangezien de landerijen 'buyten
exempel van eenige voorige jaeren geheel onder water hebben gestaan en door
die belemmerde suatie nogh voor het meestepart effective dras en onder water
leggen, waardoor soo wel het gors als tarw, coolsaat, hovenieringe en andere ge-
saijde vrughten, voor een groot gedeelte geruineert en bij langer continuatie in het
geheel sullen verrotten en uijt geploeght moeten werden, ja de landen soodaenigh
sullen verkouden dat deselve in geen twee jaar behoorlyk vrughten sullen konnen
dragen'. Op deze wijze zou het onmogelijk zijn de statenlasten, het dijkgeschot
en de pacht op te brengen. Achter de naam van veel ondertekenaars van het re
quest staat vermeld welk deel van het land onder water heeft gestaan. Zo noteerde
bijvoorbeeld ene Philippe du Jardin: 'van de 45 gemeten was et land bekent onder
water te wesen 20 gemeten'. En ene Daniël Fruijtiers: 'meer als eenhondert en
vijftigh gemeten onder gelopen en nu heden den 11 april noch wel ontrent de
taghtigh gemeten onder water' 63
58. AWW, inv. nr. 232 (Q) (1708 april 4).
59. AWW, inv. nr. 232 (R) (1708 april 4).
60. AWW, inv. nr. 232 (S) (1708 april 4).
61AWW, inv. nr. 232 (T) (1708 april 5).
62. AWW, inv. nr. 232 (U) (1708 april 5). Zie voor rol van deze landvierschaaro.a. Fruin, De
provincie Zeeland82-83, en Unger, Geschiedenis Middelburg, 36.
63. AWW, inv. nr. 232 (X) (1708 april 11/12). AWW, inv. nr. 16, f. 63v (1708 april 12).
58