Het is in dit verband van belang te weten dat ook bij de tegenpartij van het polder bestuur bedenkingen waren gerezen tegen de door Walcheren overgelegde gege vens. Die Veerse bedenkingen betroffen het aantal opgegeven gemeten dat geï nundeerd zou hebben gelegen; de parochiegroottes; en het feit dat, zoals nader onderzoek door Veere zou moeten uitwijzen, 'de eijgenaers (immers seer vele) en de baenders de requeste hebbe geteijckent, om quasi een groot getal uijt te ma ken'. Er was dus volgens Veere nogal eens dubbel geteld, terwijl sommige grondbezitters vooreen te grote oppervlakte hadden getekend. Tenslotte: de lage parochies besloegen in totaal zeker geen 4000 morgen of 8000 gemeten 67Om een en ander te verifiëren zou er volgens Veere nagegaan moeten worden 'offer nog zaijlanden en weijen int geheel ofte in deele onder water zijn' in de omgeving van Vrouwenpolder, Schellach, Kleverskerke en Grijpskerke. En zo ja, of dat niet verholpen zou kunnen worden met het graven van greppels 'om dat water na de duiven te doen sacken'En zoals altijd was er natuurlijk ook de eeuwige vraag in hoeverre de sprinken wel schoon genoeg waren om het overtollige water naar de sluizen af te voeren 68. Niet alleen het Walcherse polderbestuur, ook Veere bracht met het oog op het aangespannen proces uiteraard geschut in stelling. Daaruit blijkt dat toch ook de stad wel enig begrip toonde voor de nood van de boeren. Begin april 1708 legden drie personen, alledrie rond de vijftig jaar oud, één van hen uit Vrouwenpolder en twee woonachtig buiten de Zanddijkse poort van Vee re, op verzoek van het stadsbestuur een verklaring af. Eind maart hadden zij in de wijde omgeving van Veere (Botjeszee, Sint Laurens, Grijpskerke, Kleverskerke, Schellach en Vrouwenpolder) rond gekeken. Daarbij ging het om een gebied dat ze goed kenden, aangezien ze 'van joncx aen buijten gewoond hebben'. Vooral de hoeken van Schellach en Kleverskerke kenden ze als hun broekzak, en ze be weerden 'dat die al vande laegste houken of strecken sijn in Walcheren' en gro tendeels via de Walcherse sluis in Veere afwaterden. Op hun tocht hadden ze ge constateerd dat het landwater 45 centimeter was gezakt. Dat was veroorzaakt door de opening van het kleine sluisje in de Veerse haven, en ondanks het feit 'datter soo nu, en dan al eenige regen sneeu, en hagel, in die tijd gevallen is'. De sluis waarop de drie hier doelden, was ongetwijfeld de stadssluis. Die was ge opend om de gebrekkige suatie te bevorderen, maar of dat nu op aandrang van Walcheren of van de stad Veere was gebeurd, blijft onduidelijk. Niet minder geldt dat voor de vraag hoe opening van deze sluis effect kon sorteren, terwijl er nog altijd twee dammen dwars door de Veerse haven lagen69. Hoe het zij, de drie getuigen verklaarden dat de wateraftrek nog beter zou verlopen indien de Wel- zingse sluis naar behoren zou functioneren en de sprinken goed schoon zouden zijn. Overigens: zou het waterpeil op het eiland nog 30 centimeter verder zakken, dan zou het al zaak worden het water op te houden 'om dat de zomer, of droog tijt nadert'Ook wjsten de Veerse getuigen nog te melden dat in verband met droogte de Walcherse sluis in de jaren 1705 en 1706 niet geopend zou zijn geweest. Daar mee enigszins in strijd overigens lijkt hun verklaring dat het landwater in voor gaande jaren hoger had gestaan dan gedurende de afgelopen winter 1707-1708 67. GAV, dossier, 28. 68. GAV, dossier, 40. Dulve: sloot. Sprink: waterloop van meer of minder natuurlijke oor sprong, breder dan een sloot en smaller dan een watergang. 69. AWW, inv. nr. 16, f. 61 (1708 maart 22). GAV, dossier, 28. 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1988 | | pagina 90