Tot 18 September 1799 heeft hij de gewonde Fransen verzorgd, waarna zij vertrokken omdat de
staat van beleg werd opgeheven. Het Franse hospitaal was ingericht in het weeshuis op de hoek
van het Kerkhof en de Wevershoek. De kinderen gingen toen naar het armkinderhuis aan de
Hoge Molenstraat85.
Johan van Gote
1692?; t 1746.
Vader: Pieter van Gote, chirurgijn.
Echtgenote: Cornelia van Verre, op 22 juni 1728 te Noordgouwe. Zij overleed in 1751
Kinderen: Maria, gehuwd met Nicolaas de Kanter, Cornelia, Daniël en Pieter.
Beroep: chirurgijn. Hij heeft zijn examens afgerond op 3 augustus 1716. Deken in 1724, 1731,
1739. Stadschirurgijn sinds 1741. Van 1716 tot 1742 leidde hij zeventien leerlingen op, onder
wie zijn zoon Pieter, Franpois de Wolf en Pieter Beije.
Functies: regent van het gasthuis.
Woning: Nieuwe Haven, hoek Nieuwe Boogerdstraat, vermoedelijk waar later in de negen
tiende en twintigste eeuw de jonge apotheker Mattheus de Looze en de drogist M.S. Polak ge
vestigd waren.
Bijzonderheden: Hij verleende eerste hulp bij de agressieve schemertoestand van dr. Job Baster
jr. in 1738. Uit zijn bibliotheek blijkt zijn belangstelling voor zijn vak en voor de calvinistische
leer. Medisch lijken van betekenis de kruidboeken van Dodonaeus en Nijland, de brieven van
Van Leeuwenhoek in drie delen, Heelkonst van Johannes de Munck, Nieuw Ligt van Hendrik
van Deventer en de chirurgische werken van Heister, Titsingh, Palfijn, Hildanus, Cornelis van
Solingen, St. Blankert, Van Wijk, J. de Gorter, Vink, Hoogvliet, Th. Cranen, Rutgers, Dupijn,
Weslingius en Schultetus. Verder nog een Verhandelinge van de mensch door Laforge. Alge
mene literaire belangstelling blijkt bij hem onder andere uit werken van Cats en Vondel. Na
zijn dood liet hij een aanzienlijke nalatenschap achter ter waarde van 2397.6.2. De boedelin
ventaris in 1751 telde onder meer vele schilderijen, vier diamanten sieraden, porselein, aande
len in schepen.
Zijn neef Pieter van Gote trachtte in 1747 na zijn leertijd in Amsterdam naar Zierikzee te ko
men en de chirurgijnspraktijk van Johan van Gote over te nemen, zonder examen in Zierikzee
te doen. Dat werd toegestaan, mits hij de recognities voor stad en gilde betaalde. Pieter heeft
toen van zijn plannen afgezien50.
Leendert van Graafeiland
Vader: Jacob van Graafeiland, chirurgijn, die in 1722 leerknecht werd bij Jan van der Hoeff.
Beroep: chirurgijn, vroedmeester sedert 1768 en sinds 1771 te Brouwershaven9'.
Abraham Jacob 's Graeuwen
22 december 1747 te Zutphen; t 30 juli 1796 te Zierikzee.
Vader: Paulus 's Graeuwen, hoogleraar in Harderwijk en Groningen. Zijn familie was van oor
sprong een uit Breda afkomstig bestuurdersgeslacht, naderhand in Zutphen.
Echtgenotes: 1. Richardina Gockinga op 29 mei 1774 te Groningen. Zij overleed op 27 decem
ber 1774. 2. Isabella Cornelia van den Houte in Sirjansland. Zij was een kleindochter van de
medicus dr. Jacob van den Houte.
Kinderen: o.a. Paulus, studeerde medicijnen te Leiden en werd medicus in Middelburg.
Beroep: medicus, stadsdoctor 1773-1796. Hij bezocht ook het weeshuis en het oudemannen
huis.
Functies: pensionaris honorair 1779-1790, griffier 1779-1790, vanaf 1790 tevens raad, burge
meester, heemraad van Schouwen, landrechter van Schouwen, kraanmeester, regent van het ou
demannenhuis en overdeken van het bakkersgilde. Als stadsbestuurder heeft hij zich in politiek
opzicht aangepast: in 1786 hield hij een toespraak bij de viering van het verbond van Nederland
en koning Lodewijk XVI (verdrag van Fontainebleau). Maar in september 1795 complimen
teerde hij als voorzitter van het college van schepenen de stedelijke burgerwacht 'Voor een
dracht en vrijheid' bij haar eerherstel na het ontslag in 1788.
Bijzonderheden: Wetenschappelijk is hij van betekenis geweest door zijn beantwoording van
twee prijsvragen, waarbij hij een grote belezenheid heeft getoond. Voor het Geneeskundig ge
zelschap Servandis Civibus schreef hij een verhandeling over geelzucht die met goud werd be
kroond en werd opgenomen in de Handelingen XII (1787). Voor het Provinciaal Utrechtsch
92