Het koningsgoed en de bezittingen van abdijen tot ca. 840
En dan de bewoning: in eerste instantie die tot ca. 840. Vanaf de 17e eeuw zijn
op het strand in het noordwesten bij kasteel Westhove tussen Domburg en Oost-
kapelle, in samenhang met het terugwijken van de kustlijn, regelmatig overblijf
selen gevonden van een vroeg-middeleeuwse nederzetting. Dank zij vooral de
rijke muntvondsten is duidelijk dat het gaat om een aanzienlijke handelsneder
zetting, die al op het einde van de 6e eeuw bestaat en in de late 9e eeuw zijn be
tekenis lijkt te hebben verloren. De nederzetting heeft gelegen langs een kreek,
waarschijnlijk in de luwte van de dan nog aanwezige oude duinen.5 Het is de
4. De bodemkundigen Bennema en Van der Meer, Bodemkartering Walcheren, 16-19, 20-21, 35-41,
hebben vastgesteld dat op het oude land van Walcheren, de kalkloze zogenaamde oudland-afzettingen
uit de Duinkerke-II-periode op diverse plaatsen zijn afgedekt door jonger kalkhoudend tot kalkrijk
sediment dat zij aanduiden als middelland. De geologen spreken van Duinkerke-IIIa-afzettingen: Van
Rummelen, Geologische kaart, Walcheren, 66, 110. Bennema en Van der Meer, I.e., maken op bo-
demkundige gronden een onderscheid tussen oud middelland vooral in het zuidwesten van het eiland
en jong middelland in het oosten. Op grond van dateerbaar archeologisch materiaal aan de basis en
aan de top van jong middelland bij Zanddijk en Kleverskerke dateren Bennema en Van der Meer,
o.c., 40, deze afzettingen in de 10e of 11e eeuw. Misschien houdt dit sediment verband met de storm
vloeden van 1014 en 1134. Zie over deze stormvloeden: Dekker, Zuid-Beveland85-88, 92-97, en
M.K.E.Godschalk, Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, dl. 1 (Assen 1971) 43-45,
59-67. Van beide stormvloeden vermelden de verhalende bronnen expliciet dat Walcheren er door ge
troffen wordt. Vooral de vloed van 1014 lijkt van grote betekenis voor Walcheren en omgeving te zijn
geweest. De oud-middelland-afzettingen beschouwen Bennema en Van der Meer, o.c., 35-37, als het
resultaat van een tweede fase van de vroeg-middeleeuwse of Duinkerke-II-transgressieperiode, vol
gens hen te dateren tussen ca. 500 en 800. Dekker, o.c., 26-27, heeft de mogelijkheid geopperd dat
het oud middelland verband zou kunnen houden met de stormvloed van 838. die volgens de annalen
van Sint Bertijns heel Frisiawaartoe ook Zeeland behoort, geteisterd heeft. Vgl. Gottschalk, o.c.,
17-30. Nader bodemkundig en archeologisch onderzoek is op dit punt gewenst.
5. Gelet op de muntvondsten is de nederzetting vanaf de 7e eeuw een knooppunt geweest in de han
delscontacten tussen Friesland, waartoe de nederzetting zelf behoort, Engeland, het Scheldegebied,
de Maasstreek en het Rijnland. Na het midden van de 9e eeuw neemt de betekenis als handelsneder
zetting snel af en raken de contacten allengs beperkt tot nabijgelegen gebieden, met name de Schel-
destreek. De als jongste 9e-eeuwse munten aangetroffen denarii van de Westfrankische koning Karei
de Kale (f877) zijn gering in aantal vergeleken met de gevonden munten uit de tijd van Karei de
Grote (768-814) en Lodewijk de Vrome (814-840). Vgl. C.A.Rethaan Macaré, Verhandeling over de
hij Domburg gevondene Romeinsche, Frankische, BritannischeNoorclsche en andere munten (Mid
delburg 1838, fotogr. herdruk Zeeuwse Studiën 5, Middelburg 1992); C.A.Rethaan Macaré, Tweede
verhandeling over de hij Domburg gevondene Romeinsche, FrankischeBritannische en andere mun
ten (Middelburg 1856, fotogr. herdruk Zeeuwse Studiën 6, Middelburg 1992); M.G.A. de Man, 'Que
sait-on de la plage de Dombourg?', Tijdschrift van het Neclerlandsch Genootschap voor Munt- en
Penningkunde 7 (1899) 5-61, 85-116, 153-173; M.G.A. de Man, 'Over eenige te Domburg gevonden
merkwaardige munten', Jaarboek voor munt- en penningkunde 13 (1926) 1 e.v.; M.G.A. de Man, 'De
munten op en in het strand bij Domburg gevonden', Archief ZGW 1936, 1-13; Van der Feen, 'Wal
cheren', 153; Braat, 'Zeeland in de Vikingtijd'; Roes, 'Les trouvailles de Dombourg'; J.A.Trimpe
Burger, 'Archeologische vondsten - in het bijzonder van vroeg-inheems aardewerk - op het strand te
Oostkapelle', Westerheem 4 (1955) 31-36; Jankuhn, 'Die friihmittelalterlichen Seehandelsplatze',
464-472; J. Dhondt, 'Les problèmes de Quentovic', in: Studi in onore cli Amintore Fanfani(Milaan
1962) 181-248; RJ. van der Feen, 'Twee mensenrassen in Zeeland. Een inleiding en literatuur-over
zicht', Archief ZGW 1965, 3-20; T.Capelle, Die frühgeschichtlichen Metallfunde von Domburg auf
Walcheren (Middelburg/Amersfoort 1976, Nederlandse Oudheden 5); Blok. De Franken, 30-33, 85;
Verhulst, De Bock-Doehaerd, 'Nijverheid en handel', 207-208; Lebecq, Mare hands et navigateurs
frisons, dl. 1, 52, 58, 93-94, 142-144, 161; P.J. van der Feen en J.A.Trimpe Burger, 'Een rijengrafveld
aan het strand van Domburg, 1874', in: M.Addink-Samplonius (red.), Urnen delven. F!et opgravings-
bedrijf artistiek bekekenDieren 1983, 85-86; W. op den Velde, W.J. de Boone en A.Pol, 'A survey of
116