vraag mij af of deze ruggetjes niet te maken kunnen hebben met zoutwinning vanaf mogelijk de 6e eeuw. Intrigerend is op zijn minst dat een deel van dit ge bied de Pekelinge heet, een naam die onlangs door Rentenaar in verband is ge bracht met het woord pekel: zout.38 Van de organisatie van het grootgrondbezit is haast niets bekend.39 Uit de goede renlijst van de Sint-Baafsabdij van ca. 800 blijkt dat, zoals gezegd, veel bezit van deze abdij in Zeeland in leen is gegeven.40 De leenmannen worden voor een deel homines franci genoemd, een benaming die rond 800 ook voorkomt in het mid den-Nederlandse rivierengebied en rond Gent.41 Door Verhulst en Harenberg is aannemelijk gemaakt dat de homines franci in eerste instantie vazallen zijn van de koning, met vooral een militaire functie.42 Mogelijk hebben wij hier een aan- dat de rechte ruggetjes voor een deel ook te maken kunnen hebben met afwateringssystemen, beho rend bij bewoning in de Romeinse tijd. De visie van Ovaa wordt volledig gevolgd door H.Thoen, De Belgische kustvlakte in de Romeinse tijd (Brussel 1978, Verhandelingen van de Koninklijke Acade mie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren 40, nr. 88), 68-70. Sedert Van Rummelen echter aannemelijk heeft gemaakt dat de invloed van de Duinkerke-I- transgressie zich niet verder zuidelijk heeft uitgestrekt dan Oostkapelle - zie hiervoor noot 2 - worden alle zuidelijker gelegen Duinkerke-afzettingen uitsluitend als Duinkerke-Il- en Duinkerke-IIIa-afzet- tingen opgevat, inclusief de klei in de genoemde greppels. Verhulst - A.Verhulst, D.RBIok, 'Het na tuurlandschap', in: NieuweI Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl. 1 (Haarlem 1981) 116- 142, m.n. 129-130 - neemt aan dat onder andere op Walcheren de getijdegeulen en -kreken die tijdens de Duinkerke-II-transgressieperiode worden gevormd, in verbinding staan met bestaande veen- stroompjes en met de parallelle greppels, welke volgens hem in de Romeinse tijd in het veen zijn aangelegd als afwateringskanaaltjes. Hij gaat er, met andere woorden, vanuit dat, aangezien de rechte ruggetjes alle uitlopen op de grotere ruggen van meer natuurlijke Duinkerke-ll-(en-Ill-)kreken, deze Duinkerke-II-(en-III-)kreken zijn gevormd ter plaatse van reeds in de Romeinse tijd bestaande veenstroompjes. Onmogelijk is dit niet, maar de mogelijkheid is evenzeer aanwezig dat de rechte wa tergangen pas zijn gegraven na het ontstaan van de Duinkerke-II-kreken. Voor zover ze zijn opgevuld met oudlandklei zullen zij niet later dan in de 9e eeuw zijn verland en hun functie hebben verloren. Een deel is echter opgevuld met middellandklei en kan dan in de 11e eeuw nog open water zijn ge weest. D.J.Brus, G.Pleijter, C.van Wallenburg, Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50000. Toelichting op kaartblad 48 Middelburg gedeeltelijk42 Zierikzee gedeeltelijk47 Cad- zand gedeeltelijkWageningen, Haarlem 1986, 22-23, brengen de ruggetjes in verband met moge lijke ontginningen in de Merovingische en Karolingische tijd: dit zonder enig steekhoudend argu ment. 38. Rentenaar. 'De plaatsnamen op -inge(n)', 16. 39. Gosses, Rechterlijke organisatie86-107, en Dekker, Zuid-Beveland, 65-66, 386-393, wijzen op relicten in de late middeleeuwen van mogelijke onvrijheid en dienstbaarheid in de positie van de vrijen ten opzichte van ambachtsheren en andere edelen, welke terug zouden kunnen gaan op de do- maniale structuur van het vroegmiddeleeuwse grootgrondbezit. 40. Zie hiervoor p. 122 41. De homines franci in het midden-Nederlandse rivierengebied komen voor in de rechtsopteke- ning van ca. 800: 'Notitia vel commemoratio de ilia ewa quae se ad Amorem habet'. R.Sohm (ed.), 'Lex Ribuaria et Lex Francorum Chamavorum', in: Fontes juris germanici antiqui in usum schola- rum ex monumentis Germaniae historicis separatim editi, dl. 6 (Hannover 1883) 111-123, alsmede in een optekening inzake schenkingen aan de abdij van Lorsch (ca. 815). H.P.H.Camps (ed.), Oorkon- denboek van Noord-Brabant tot 1312, dl. 1, De Meierij van 's-Hertogenbosch (met de heerlijkheid Gemert), eerste stuk ('s-Gravenhage 1979) nr. 17. De homines franci in Zeeland komen voor in de goederenlijst van de St.-Baafsabdij van ca. 800, Verhulst, 'Besitzverzeichnis Sankt-Bavo-Abtei', 234. In de omgeving van Gent worden homines franci genoemd in het Liber traditionum van de Sint-Pie tersabdij te Gent (941) in verband met voor of tijdens het abbatiaat van Einhard (815-840) aan de Sint-Pietersabdij geschonken goederen, Gysseling, Koch, Diplomata Belgica, dl. 1, nr. 49 p. 129: vgl. Henderikx. Beneden-delta, 175 stelling 1. 42. Verhulst, 'Besitzverzeichnis Sankt-Bavo-Abtei', 215-216, ziet de Zeeuwse homines franci in 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 149