wijzing voor een zeker militair aspect van het koningsgoed Walcheren rond 8004\ zoals men dat ook kan vermoeden van strategisch gelegen koninklijke do meinen in de midden-Nederlandse rivierstreek en bij de monden van Rijn en Maas.44 De drie Walcherse burgen Het tweede thema waarop ik wil ingaan betreft de drie vroegmiddeleeuwse ring- walburgen op Walcheren. Wanneer, door wie, en waarom zijn zij aangelegd, en in hoeverre zijn zij van betekenis geweest voor de ontwikkeling van de bewo- ningsstructuur op het eiland? Nadat Dommisse in 1904 heeft aangetoond dat de ring van straten in het cen trum van Middelburg is ontstaan rond een door wal en gracht omgeven terrein45, wijst Johan Huizinga in 1935 op vergelijkbare cirkels in de plattegronden van Oost-Souburg en Sint-Winoksbergen en voor een deel ook in die van Veurne. Huizinga neemt aan dat het gaat om burgen ter bescherming tegen de Noorman nen, met het karakter van volks- of vluchtburgen, waarvan er volgens hem een drietal op Walcheren heeft gelegen, namelijk te Middelburg, Souburg en Dom burg.46 Diverse van Huizinga's conclusies zijn al snel bevestigd door de archeo loog Braat, die vanaf 1940 langs archeologische weg successievelijk het bestaan aantoont van de veronderstelde burgen van Middelburg en Souburg, alsook van die van Burgh op Schouwen.47 eerste instantie als vazallen van de koning, beleend met koningsgoed, en met vooral een militaire functie. Harenberg, die met name de door hem in 815 gedateerde schenking aan de abdij van Lorsch door homines franci in het rivierengebied heeft bestudeerd, komt tot praktisch dezelfde conclusie, waarbij hij er op wijst dat deze lieden ook kunnen worden beleend met kerkelijke goederen, zonder dat dit iets afdoet aan hun vazallitische band met de koning. Het laatste zou dan heel goed het geval kunnen zijn met de homines franci die goederen van Sint Baafs in Zeeland in leen hebben. E.J.Haren berg, 'De homines franci uit de Codex Laureshamensis'in: Cappon e.a.(red.), Adfontes, 39-60. Zijn deze conclusies juist, en dat geloof ik inderdaad, dan betekent dit dat in die tijd ook van het Wal cherse koningsgoed zelf delen in leen gegeven kunnen zijn aan homines franci. Omtrent de sociale status van de homines franci heeft nogal verschil van mening bestaan. Vgl. voor een samenvatting van de standpunten van R.Fruin Th.Az, J.F.Niermeyer, D.P.Blok, P.H.D.Leupen en J.M.van Winter: Harenberg, o.c., 52-59. Vgl. ook nadien: J.M. van Winter, 'Aristocratisering in middeleeuws Neder land', in: J. Aalbers, M.Prak (red.), De bloem der natie. Adel en patriciaat in de Noordelijke Neder landen (Amsterdam 1987) 17-31. Voor ons is echter het belangrijkst dat de meningen van de diverse schrijvers overeenstemmen in de opvatting dat de homines franci in ieder geval worden gekenmerkt door een militaire functie en een nauwe band met de koning. Terzijde: in verband met de homines franci in Zeeland zij gewezen op een Franstalige overeenkomst tussen graaf Gwijde van Vlaanderen en Zeeuwse edelen uit 1290, waarin de laatsten worden aangeduid a\sfi-ans houmes, francs hommes. L.Ph.C. van den Bergh (ed.), Oorkondenboek van Holland en Zeeland. Eerste afdeeling tot het einde van het Hollandsche huis (Amsterdam/'s-Gravenhage 1866-1873) 2 dln., dl. 2, nr. 668; vgl. Gosses, Rechterlijke organisatie, 84-85. 43. Vgl. Lebecq, Mare hands et navigateurs frisons, dl. 1, 144. 44. Men denke aan het koningsgoed Maasland bij de Maas-Merwedemond, Noordwijk bij de Oude- Rijnmond, Texel en Wierineen langs het Vlie, Muiden bij de mond van de Vecht. Vgl. Blok, De Franken74-86. 45. Dommisse, 'Eerste omwalling Middelburg', 3-13, zie afb. 3, hierna p. 136. 46. Huizinga, Burg en kerspel. 47. W.C.Braat, 'Souburg en Middelburg', OMROL 22 (1941) 52-69; W.C.Braat, 'Nieuwe vondsten te Middelburg', OMROL 23 (1942) 15-29; W.C.Braat, 'Burgh op Schouwen', OMROL 35 (1954) 8- 17; Braat, 'Zeeland in de Vikingtijd', 135-147. Braat, 'Die frühmittelalterliche Keramik von Burgh'. 124

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 150