gisch onderzoek tot op dit moment het toch iets aannemelijker dat de burgen da teren van omstreeks het derde kwart van de 9e eeuw.70 Dat zou kunnen betekenen dat de seditiones, de garnizoensplaatsen die in 837 op gezag van de keizer wor den ingesteld en waarvan er op Walcheren in datzelfde jaar een door Noorman nen wordt aangevallen, nog niet de ons bekende burgen zijn geweest. Wél laten de gebeurtenissen in 837 zien hoe groot de betekenis van Walcheren in die tijd is als militair steunpunt. Onmiskenbaar bestaat er een samenhang met de aanwezig heid van de handelsnederzetting aan de kust, de strategische ligging van Walche ren aan de Scheldemond, het uitgebreide koningsgoed, de abdijgoederen en de aanwezigheid van homines francialle zaken waarmee de speciale militaire maatregelen in 837, maar ook de aanleg van de drie ons bekende burgen zich goed laten verbinden. De vraag is dan of, wanneer de burgen enige tijd later worden aangelegd, dit eveneens op gezag van de koning kan hebben plaats gevonden. De inval van de Denen in 837, die een zeer verwoestend karakter zou hebben gehad71, betekent voor het koningsgoed Walcheren waarschijnlijk min of meer een keerpunt. Kort daarop, na de dood van Lodewijk de Vrome in 840, veroorzaken dynastieke strijd en de deling van het rijk in 843 onder de drie zonen van keizer Lodewijk een verzwakking van hel koninklijk gezag. Op Walcheren, dat met het mondingsge- bied van de Schelde tot het middenrijk gaat behoren, wordt die heel direct voel baar wanneer vanaf 841 de Deen Harald het koningsgoed Walcheren enige jaren van keizer Lotharius I (840-855) in leen houdt.72 Sedert diezelfde tijd gaat de handelsnederzetting Walcheren sterk in betekenis achteruit, tot zij eind 9e eeuw van geen belang meer schijnt te zijn.73 Bij de Noormannen bestaat in die tijd voor de Scheldestreek grote belangstel ling. Uit een combinatie van gegevens blijkt dat de Scheldeoevers in de tweede helft van de 9e en in de vroege 10e eeuw geliefde pleisterplaatsen vormen voor de Noormannen, zowel als uitvalsbases, als om te overwinteren. Folkwin, de schrijver van de Gesta abbatum Lobiensium (ca. 980) zegt dit met zoveel woor den.74 Bovendien blijkt het indirect uit het feit dat Symeon van Durham de Denen die in 866 Engeland binnenvallen Scaldingi noemt, en de Annates Lindisfarnen- ses de lieden die in 911 onder leiding van Rollo Normandië veroveren, aandui- 70. Van belang is in dit verband ook de vraag naar de ouderdom van de enige Vlaamse ronde burg in de buurt van het Scheldebekken, namelijk die van Oostburg. Deze wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde uit 949, Gysseling, Koch, Diplomata Belgicadl. 1, nr. 53 (zie voor de datering Koch, Kruisheer, OHZI, nr. 35). 71. Zie noot 60. 72. Harald blijkt volgens enkele bronnen in 842 nog in leven te zijn. Volgens de 'Annales Fulden- ses', ad 850, 38, moet hij geruime tijd voor 850 zijn gestorven. Vgl. Vogel, Die Normannen86, 103; De Vries, De Wikingen, 141, 384-385; Dekker, Zuid-Beveland, 57; Blok, 'De Wikingen', 30. 73. Zie hiervoor p. 116. 74. Vgl. voor een overzicht van de bronnen die wijzen op activiteit van Noormannen op Walcheren en elders in het Scheldemondingsgebied in de tweede helft 9e en de vroege 10e eeuw: Dekker, Zuid- Beveland, 57-58 noot 14. Folkwin, 'Gesta abbatum Lobiensium', ed. G.H.Pertz, in: MGH SS, dl. 4 (Hannover 1841) 52-74, caput 16, 62 (in verband met een inval in de streek van Seine en Oise): 'Per quam Northmanni in illo delati, licet in illis partibus cuncta depopularenlur, plurimum tarnen illi, qui littora Scaldi insederant, debacchabantur, quoniam gratissima statio navium, sive ad hyemandum sive ad quodlibet belli periculum declinandum, illic eos fecerat esse continuos.' Vgl. voor deze bron, D'Haenens, Les invasions normandes, 215-217. 130

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 156