Rest tenslotte de vraag sedert wanneer binnen de burgen wordt gewoond. Op
merkelijk is dat bij archeologisch onderzoek in geen van de Walcherse burgen
aanwijzingen zijn gevonden voor bewoning direct aansluitend op de aanleg van
de respectieve burgwallen. In alle drie de gevallen worden de vroegste sporen
van menselijke aanwezigheid aangetroffen bovenop een laag grond waarmee de
binnenterreinen van de burgen zijn opgehoogd. Aan de hand van vooral het ge
vonden aardewerk blijkt dat er binnen de burg van Middelburg op de ophogings
laag wordt gewoond vanaf de late 9e eeuw. Onder andere zijn daar in 1961 de
sporen van een houten gebouw uit die tijd aangetroffen ter plaatse van het latere
Gravenlogement.92 Van de sporen van bebouwing op de ophogingslaag binnen de
burg van Souburg neemt men thans aan dat zij eveneens vanaf de late 9e eeuw
kunnen dateren. Wel schijnt hier, anders dan in Middelburg, de bewoning later in
de 1 Oe eeuw weer te zijn afgebroken.93 Opvallend afwijkend is de situatie in de
burg van Domburg. Op de ophogingslaag lijkt hier pas te worden gewoond vanaf
de 11e eeuw.94 In combinatie met het gegeven dat de oude handelsnederzetting
Walcheren in de tweede helft van de 9e eeuw sterk in betekenis achteruitgaat,
doet dit vermoeden dat bij de kustbewoners in de latere 9e eeuw de neiging heeft
bestaan zich meer landinwaarts te vestigen, zodat in die tijd het accent van de be
woning wat naar het binnenland verschuift.
Daarmee zou ook het begin van de ontwikkeling van Middelburg tot de cen
trale nederzetting van Walcheren verband kunnen houden. Afgaand op wat abt
Thiofried van Echtemach ca. 1103 in zijn vita van Willibrord schrijft, is Middel
burg, dat door Thiofried portus, handelsnederzetting, wordt genoemd, in de
tweede helft van de 11e eeuw de hoofdplaats van Walcheren.95 Wanneer dan in
flink segment van het burgterrein. Tot 1242 blijkt dit nog groter te zijn geweest, want in dat jaar staat
de abdij een stuk grond af aan graaf Willem tl ten behoeve van de stichting van een minderbroeders
klooster. Dit bedelordeklooster heeft in de middeleeuwen naast de abdij gestaan, ongeveer ter hoogte
van de tegenwoordige Bogardstraat. Vgl. Henderikx, Bedelordeklooster, 16, 101-103. Dat het terrein
aan de abdij ter beschikking is gesteld door de graaf is zeer waarschijnlijk, hetzij door de graaf van
Vlaanderen in 1123, hetzij na 1128 door die van Holland. (Misschien pas ca. 1150, althans wanneer
er gebruik is gemaakt van de door de Utrechtse bisschop Hartbert aam de abdij gegeven toestemming
om naar een veiliger plaats te verhuizen, welke vergunning in 1150 door paus Eugenius III wordt be
krachtigd, Koch, Kruisheer, OHZ, dl. 1, nr. 127.)
92. Zie hiervoor noot 67. De sleuf die in 1991 op het Abdijplein is gegraven - zie eveneens noot 67
- heeft een profiel opgeleverd dat goed laat zien dat de ophogingslaag van na het opwetpen van de
wal dateert.
93. Trimpe Burger, 'Oost-Souburg', 362-363. De auteur vermoedt dat het oudste aangetroffen aar
dewerk, door hem gedateerd in de 10e eeuw, samenhangt met de bewoning op de ophogingslaag. Dr.
R.M. van Heeringen deelt mij mondeling mee dat hij er op grond van de oudste aardewerkvondsten
vanuit gaat dat op de ophogingslaag in de eerste helft van de 10e, mogelijk al in de late 9e eeuw
wordt gewoond. Zie ook hiervoor noot 69.
94. Van Heeringen, 'Archeologische kroniek 1991', 124, stelt ten aanzien van de burg van Dom
burg: 'Waarschijnlijk werd er aanvankelijk niet in gewoond en was het een echte vluchtburcht. Moge
lijk in de 10e, maar zeker in de 11e en 12e eeuw werd het hele binnenterrein opgehoogd en vond be
woning plaats.
95. Dat Middelburg in de tweede helft van de 11e eeuw de centrumnederzetting van Walcheren is,
blijkt wanneer Thiofried ca. 1103 vertelt hoe graaf Robrecht de Fries van Vlaanderen (1071-1093) is
ontbrand in een uitzinnige haat jegens de Middelburgers, 'exicialis odii in Mitthilburgenses accensus
facibus', en in dat kader de bewoners van het hele eiland, 'tocius insulae habitatoribus' met de dood
bedreigt. Robrecht de Fries komt vervolgens met een leger naar Walcheren en wordt daar volgens
Thiofried door de Walcherenaren verslagen, Thiofried, 'Vita Sancti Willibrordi', caput 35, 480-481.
(Thiofried baseert zich voor een belangrijk deel op de 'Miracula Sancti Willibrordi', caput 6, 1370-
134