Bij nader onderzoek blijkt dat het recht van de drie Middelburgse kerken in de
kerk van Westkapelle geheel bestaat uit elementen die stuk voor stuk typerend
zijn voor de verplichtingen van dochter- jegens moederkerken. Aldus het recht
van de moederkerk op de offeranden in de dochterkerk op een vastgestelde feest
dag, de verplichtingen van de parochianen van de dochterkerk jegens de kerkfa
briek van de moederkerk, het recht van de cureit van de moederkerk om op een
bepaalde feestdag de mis in de dochterkerk op te dragen, en tenslotte de grote be
tekenis die juist de Kruisdagen hebben in de relatie tussen moeder- en dochter
kerken.126
de persona van de Westmonster is geweest, namelijk de in de oorkonde van september 1266 ge
noemde rector. Dat juist zijn prebende wordt verbonden aan het personaat van de nieuwe klooster
kerk illustreert dat hel hier niet gaat om de stichting van een ondergeschikte dochterkerk, maar om de
splitsing van de moederkerk in twee delen. Typerend is ook dat zelfs het dos-land, het oorspronke
lijke kerkeland van de Westmonster, over de twee nieuwe parochies wordt verdeeld. Overigens wordt
de Westmonster in de desbetreffende oorkonden wel als matrix, als moederkerk aangeduid. Zie ook
afb. 3.
126. Van verplichtingen van de parochianen van een dochterkerk jegens de kerkfabriek van de
moederkerk blijkt voor wat het bisdom Utrecht betreft voor het eerst iets in de vroege 12e eeuw. In
1105 bepaalt bisschop Burchard dat de parochianen van de kerk van Houweningen jegens de moeder
kerk te Sliedrecht verplicht zijn: 'ecclesiam construere, sepem atrii facere', dus, te helpen bij bouw
werkzaamheden aan de kerk en bij het onderhoud van de omheining van het kerkhof. Koch, Kruis
heer, OHZdl. 1, nr. 93. Van dergelijke verplichtingen, dan wel de vrijstelling ervan, is ook sprake in
de relatie tussen diverse moeder- en dochterkerken elders in het bisdom in de 12e en 13e eeuw. Vgl.
OSU. dl. 1, nrs. 331, 487; dl. 2, nr. 901, Koch, Kruisheer, OHZdl. 1, nr. 117. Bij de stichting van de
kerk van Oost-Souburg wordt bepaald dat de priester van de nieuwe kerk jaarlijks, naast 40 schelling
Vlaams aan de priester, 10 schelling Vlaams aan de kerk (de kerkfabriek) van de moederkerk West-
Souburg moet betalen. Koch, Kruisheer, OHZdl. 2, nr. 847. In 1258 blijkt dat de parochianen van
Tuil een geldelijke verplichting hebben jegens de pastoors, de kerkfabriek en de koster van de kerk te
Gasperden (Hagestein), die ongetwijfeld de moederkerk is van die van Tuil, OSUdl. 3, nr. 1436; vgl.
Dekker, Kromme Rijngebied, 326. Bij de verheffing van de kapel van Biezelinge tot parochiekerk in
1529 wordt bepaald dat de kerk van Biezelinge jaarlijks twee pond Vlaams zal betalen aan de kerk
meesters van de moederkerk te Kapelle. C.Dekker, Het Onze-Lieve-Vrouwe-kapittel van Kapelle en
de stichting van de parochie Biezelinge 1503-1529 (Goes 1979) 121. Ten aanzien van het recht van
de moederkerk op de offeranden in de dochterkerk op vastgestelde feestdagen, het recht van de cureit
van de moederkerk om op bepaalde feestdagen de mis in de dochterkerk op te dragen, en de beteke
nis van de Kruisdagen in de relatie tussen moeder- en dochterkerken vindt men diverse 12e-eeuwse
voorbeelden bij G. Schreiber, Kurie und Kloster im 12. Jahrhundert. Studiën zur Privilegierung, Ver-
fassung und besonders zum Eigenkirchenwesen der vorfranziskanischen Orden vornehmlich auf
Grund der Papsturkunden von Paschalis II. bis auf Lucius III. (7099-//#/)(Stuttgart 1910) 2 din., di.
2, 27-28, 30-31. Zo bepaalt paus Innocentius II in 1136, dat de priesters van twaalf dochterkerken van
de kerk te Bagno di Romagna verplicht zijn jaarlijks tijdens de Kruisdagen de moederkerk in proces
sie te bezoeken en daar hun oblaties te brengen. In de kapel van Tarascon, een kapel van de abdij
Saint Victor in Marseille, komt volgens een oorkonde van 1150 jaarlijks een kanunnik van de moe
derkerk om de paascommunie te bedienen en persoonlijk de oblaties in ontvangst te nemen. De moe
derkerk Sint Liudger te Werden blijkt in 1106 alle oblaties te ontvangen van twee kapellen, en de
kerk van Saint Martin de Clam ontvangt van de dochter Saint Germain de oblaties op eerste kerstdag,
eerste paasdag, Allerheiligen en het patroonsfeest van de moederkerk, en verder de helft van de in
komsten uit het begrafenisrecht. W.Nolet, RC.Boeren, Kerkelijke instellingen in de middeleeuwen,
Amsterdam 1951. 321-322, noemen als mogelijke verplichtingen in de verhouding tussen dochter- en
moederkerken onder andere het betalen van een jaarlijkse cijns door de pastoor van de dochterkerk
aan de moederkerk, de verplichting van de parochianen van de dochterkerk om met hun pastoor aan
het hoofd op hoge feesten de hoogmis in de moederkerk bij te wonen en daar hun penning te offeren,
en rechten van de moederkerk op de offerpenningen tijdens de lijkdiensten in de dochterkerk. Boven
dien, aldus Nolet en Boeren, is de moederkerk over het algemeen vanouds gehouden bij de processie
op de Kruisdagen de dochterkerk te bezoeken (statie), zij het dat hieruit omgekeerd niet altijd een
moeder-dochter relatie mag worden afgeleid.
143