In dit omvangrijke gebied combineert de bisschop ongetwijfeld zijn recht als
eigenkerkheer op de tienden van de opbrengsten van het bestaande agrarische be
drijf mét zijn recht als bisschop op de zogenaamde novale tienden, de tienden
van nieuw in cultuur gebracht land: een recht dat hij vooral in de 11e eeuw,
overal in het bisdom waar land wordt ontgonnen, zal trachten te effectueren, en
dat tot nu toe - dit terzijde - in de Nederlandse historische literatuur, bijvoorbeeld
in de genoemde dissertatie van Post, zwaar onderbelicht is gebleven.14'' Deze
combinatiemogelijkheid van twee typen tiendrecht, die zich in eerste instantie al
leen bij bisschoppelijke eigenkerken voordoet, leidt tot grote, op de groei, dat wil
zeggen op verdere ontginning gerichte tiendgebieden én parochies.147
146. Post, Eigenkerken, 32-33, signaleert inderdaad het verschijnsel dat in het bisdom Utrecht 'vóór
de consecratie van een kerk en voordat de kerk bepaalde parochiegrenzen kreeg, de bisschop zich het
recht toekende, de tienden te heffen in het gebied, dat nog niet tot een bepaalde parochie was toege
wezen.' In de praktijk gaat het hierbij meestal om tienden van nieuw ontgonnen land; vandaar de al
gemeen gebruikelijke term novale tienden. Echter, in het werk van Post spelen de novale tienden niet
echt een rol, met name niet ten aanzien van zijn stelling - zie noot 117 - dat het bezit van parochie
kerk en tienden tot in de 12e eeuw een onafscheidelijke eenheid vormen. Dit wordt duidelijk wanneer
wij bij hem, o.c.. 108 noot 1. over de novale tienden lezen: 'Zoo spoedig echter een kerk geconsa
creerd was en de parochiegrenzen daarvan waren omschreven, moesten de tienden aan die kerk wor
den toegewezen." Post gaat er kennelijk vanuit dat dit ook altijd gebeurt, en dat dus het recht van de
bisschop op de novale tienden slechts een tijdelijk recht is. Dit lijkt mij niet juist. Te denken geeft bij
voorbeeld de regeling van ca. 1010-1017, waarbij de bisschop van Utrecht toestemming geeft aan de
bisschop van Luik om op diens grondbezit, gelegen binnen het bisdom Utrecht, een kerk te bouwen
en binnen de nieuwe parochie ook de tiend te innen, hoewel de bisschop van Utrecht daar recht op
heeft. Het gaat hier om de parochie Leiderkerk in de Tiezelinswaard langs de Oude Maas; ongetwij
feld een nederzetting die kort tevoren onder leiding van de bisschop van Luik is ontgonnen en waar
de bisschop van Utrecht tot het moment van de overeenkomst aanspraak op de novale tienden heeft
gemaakt. Koch, Kruisheer, OHZdl. 1, nrs. 82, 83; vgl. Post, o.c., 48-49. Uit de desbetreffende oor
konde blijkt dat de bisschop van Utrecht zijn tiendrecht slechts aan de bisschop van Luik afstaat in
ruil voor een aanzienlijke tegenprestatie. Dit maakt dat men zich zou kunnen voorstellen dat de bis
schop zich elders in een ontginningsgebied bij de stichting van een parochiekerk de tienden voorbe
houdt, zo hij de rechten daarop al niet voordien heeft vervreemd. Informatief zijn in dit verband de
twee eerder genoemde pauselijke bevestigingsoorkonden uit 1215 en 1216 voor het kapittel van Sint
Pieter te Utrecht. Zie hiervoor noot 111. Volgens de oorkonde van 1216 bezit het kapittel in de Zuid
hollandse of Grote Waard, en in de Tiezelinswaard het patronaatsrecht en de tienden van Herrades-
kerke, Eemkerk, Almsvoet en Tiezelinskerke. In de oorkonde van 1215, die zoals gezegd de situatie
in het midden van de 11e eeuw weergeeft, worden alleen genoemd de kerk en de tienden van Alms
voet, alsmede 'de Hollandia decimas', tienden in Holland. Aangezien Sint Pieter in Holland nooit
andere tienden heeft bezeten dan in de vier in 1216 genoemde parochies, is het waarschijnlijk dat in
het veenontginningsgebied van de Grote Waard en de Tieselinswaard de bisschop, afgezien van de
kerk van Almsvoet, in eerste instantie alleen de tienden, dat wil zeggen zijn recht op de novale tien
den heeft geschonken, en dat vervolgens in het kader van de ontginningen van het desbetreffende
tiendgebied parochiekerken zijn gesticht die dan eveneens aan het kapittel zijn gekomen.
147. Dat de bisschop in Zeeland zijn rechten op 'oude' en op novale tienden gecombineerd heeft
vervreemd, is duidelijk wanneer blijkt dat het kapittel van Oudmunster in 1263 en 1264 in het oosten
van Zuid-Beveland over zowel de oude als de nieuwe tienden kan beschikken. Koch, Kruisheer,
OHZ. dl. 3, nrs 1335, 1346. 1347. Hetzelfde zien wij ruim een eeuw eerder ten aanzien van de tien
den van het kapittel van Sint Pieter. In 1147 verpacht dit kapittel zowel zijn waarschijnlijk oude tien
den op Wolfaartsdijk als de helft van de tienden op Zuid-Beveland van land dat nadien zal worden
bedijkt en ontgonnen 'infra terminos sancti Petri in Suthbevelande'; o.c., dl. 1, nr. 124. Dit gecombi
neerde tiendrecht kan nadien mede hebben bepaald aan wie bij de stichting van nieuwe parochieker
ken het eigenkerk- of patronaatsrecht toekomt, zij het dat de tiendbezitter niet altijd automatisch de
eigenkerk verwerft. Zo bezit het kapittel van Sint Pieter weliswaar veel kerken binnen zijn tiendge
bied in Zeeland Bewestenschelde, maar niet alle. Bijvoorbeeld binnen het tiendgebied van het kapit
tel op Noord-Beveland heeft de abdij van Middelburg in de 13e eeuw het patronaatsrecht van de ker-
148