TORENS OP ZUID-BEVELAND*
M.J. Burger
In grote delen van Zuid-Beveland wordt de horizon al sinds de middeleeuwen
beheerst door kerktorens. Van de oorspronkelijk meer dan veertig exemplaren -
waarvan sommige op niet meer dan een kilometer afstand van elkaar stonden -
zijn er tegenwoordig nog maar twaalf bewaard gebleven. Hoewel er dus veel zijn
verdwenen, bezit het eiland nog altijd de grootste en gaafst bewaarde groep mid
deleeuwse dorpstorens van Zeeland. Ook op de overige Zeeuwse eilanden staan
zeker een aantal interessante kerktorens maar in de literatuur bepalen de Beve-
landse kerken met hun torens het beeld van 'het Zeeuwse kerkgebouw'. Janse
acht een Zeeuwse kerk zonder dominerende toren ondenkbaar'. Ter Kuile spreekt
zelfs van een Zeeuws type toren, terwijl hij de kerken zelf, waartoe de torens in
feite behoren, tot eenzelfde groep rekent als de kerken in Holland en de provincie
Utrecht'. Dit Zeeuwse torentype zou gekenmerkt worden door een 'stoer' uiter
lijk, dat wil zeggen een vierkante of rechthoekige plattegrond met forse steunbe
ren, een gemetselde spits met hoektorentjes, paarsgewijze kleine galmgaten en
wanddecoratie die naarmate de tijd verstrijkt steeds rijker wordt. De oorsprong
van deze kenmerken wordt doorgaans in de Vlaams-Zeeuwse baksteengotiek ge
zocht en de toren van Lissewege wordt hierbij dikwijls als het geijkte voorbeeld
aangehaald. Een definitie van wat men nu precies onder Vlaams-Zeeuwse bak
steengotiek verstaat geeft men echter niet. Doorgaans rekent men alle in baksteen
uitgevoerde kerken in Belgisch- en Frans-Vlaanderen en Zeeland tot deze 'stijl'.
Het door Ter Kuile geschetste beeld werd door Janse1 en Meischke4 reeds bij
gesteld. Zij onderscheiden twee verschillende torentypen. Het eerste type ken
merkt zich door sobere buitenmuren met weinig geledingen, de steunberen rei
ken tot aan de klokkenzolder en de versnijdingen zijn onafhankelijk van de
geledingen aangebracht. Wat het interieur betreft zijn de torens met een wijde
boog geopend naar het schip. Ook zouden de torenrompen bekroond worden
door een enigszins uitkragende balustrade. Voorbeelden van dit type zijn de to
rens van Kapelle (afb. la), Wemeldinge (afb. lb), Baarland (afb. lc) en Oude-
lande (afb. ld). Ook de voormalige torens van Ellewoutsdijk en Bakendorp (afb.
Ie) kunnen tot deze groep gerekend worden. De torens van het tweede type van
Meischke en Janse zijn veelal versierd met blindnissen en verdeeld in meer gele
dingen die, in tegenstelling tot de eerste groep, wel corresponderen met de ver
snijdingen van de steunberen. De steunberen lopen door tot aan de torentrans.
Bovenop de steunberen zijn in veel gevallen kleine achthoekige balkonnetjes uit
gebouwd. Tot dit type behoren de torens van 's-Heer Arendskerke (afb. If),
Nisse (afb. lg), 's-Heer Abtskerke (afb. lh) en Waarde (afb. Ij), alsook de ver
dwenen torens van Wissekerke en Heinkenszand.
Dit artikel is een uitwerking van een deel van de niet-gepubliceerde doctoraalscriptie van de auteur
(M.J. Burger, Middeleeuwse dorpskerken op Zuid-Beveland, Leiden 1991.) De auteur is dank ver
schuldigd aan mw. dr. E. den Hartog voor haar onmisbare hulp bij de totstandkoming van het artikel.
1. Janse, Kerken en torens9.
2. Ter Kuile. Fockema Andreae, Duizend jaar, 297.
3. Janse, 'Laat dertiende-en veertiende-eeuwse kerken', 98-101.
4. Meischke, 'De Vlaamse invloed', 117.
157