n u Afb. 2. Brugge, St.-Salvatortoren. Tekening auteur naar gegevens uit: L. Devliegher, De Sint-Salvatorkathedraal te Brugge. Tielt 1981,fig. 18. •'i-'i V u' »u' Uit het bovenstaande blijkt dat de meningen over de type-indelingen van de Be- velandse torens verdeeld zijn. Het is daarom allereerst gewenst enige helderheid in deze zaak te krijgen, en te komen tot een duidelijk onderscheid van de ver schillende torens die op het eiland zijn gebouwd. Hieruit volgt dan de interes sante vraag naar wat de oorzaken zijn die geleid hebben tot het bouwen van to rens met uiteenlopende uiterlijke kenmerken. Want dat er verschillen zijn, komt uit de bestaande literatuur wel naar voren. Bij nadere beschouwing van de nog bestaande, maar vooral ook van de nu ver dwenen kerktorens, blijkt dat er veel meer variatie is dan voorheen werd gesug gereerd. Er zijn nog vier - zo niet vijf - andere typen te onderscheiden. Zo heeft de toren in Kruiningen (type 111) een sobere vierkante onderbouw met een acht kantige bovenbouw, steunberen ontbreken geheel (afb. Ik). Bij de verlorenge- gane torens van Yerseke (afb. 15), Schore (afb. 11) en Sinoutskerke (afb. 16) ont braken steunberen eveneens (type IV). Boven de ongeveer drie meter hoge ietwat uitspringende plint waren de torenwanden geheel vlak. Het muuroppervlak werd hier en daar verlevendigd met een waterlijst en was verder slechts doorbroken door de galmgaten. Weer geheel anders zijn de torens van 's-Gravenpolder (afb. lm) en Ovezande (afb. ln)(type V). Deze torens hebben wat betreft de beneden verdieping een H-vormige plattegrond. Boven de diepe ingangsnis gaat de H- vorm over in een vierkante verdieping, die in het geval van 's-Gravenpolder be- 160

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 186