Af!16. Sinoutskerkezuidwand kerk. Zelandia Illustrate/ II, 1471
gelegen in de vergelijking tussen de Scheldegotiek en de Bevelandse torens. De
origine van de Vlaamse kerktorenbekroningen met hoektorentjes zoekt men
doorgaans bij Scheldegotische kerken". Inderdaad is het gebruik van arkeltoren-
tjes op de torens en gevels een van de meest in het oog springende kenmerken
van deze kerken44. Het blijkt echter dat er in de tijd een 'gat' zit tussen de gevel
torentjes van de Scheldegotische kerkbouw, en tussen de laat-gotische torenbe
kroningen van enkele grote Vlaamse torens. Uit de 13e eeuw kennen we geen
voorbeelden van hoektorentjes. De Vlaamse plattelandstorens uit de 13e eeuw
zijn alle gebouwd zonder deze versiering.
Behalve dit 'tijdgat' maakt ook een vormvergelijking tussen de Scheldegoti
sche torentjes en de Bevelandse torentjes een verband onaannemelijk. Bij de
Zeeuwse hoektorentjes rusten drie van de acht zijden op een reeks boogjes, zoge
naamde teruggemetselde trompen, tussen de steunbeer en de wand (afb. 11). De
Vlaamse kerktorens vertonen echter zelden deze constructie. Daar houden de
steunberen op onder het torentje en staan niet in verband daarmee (afb. 12)45. De
weinige Vlaamse voorbeelden van een geveltorentje die doen denken aan de con-
structiewijze van de Zeeuwse hoektorentjes zijn te vinden aan de noordelijke
43. Evenmin als dat bij de 'Vlaams-Zeeuwse baksteengotiek' het geval is, bestaat een duidelijke
omschrijving van wat deze term inhoudt. Bij gebrek aan beter wordt hij in dit artikel gebruikt.
44. Rolland. De parochiekerken, 10.
45. Bijvoorbeeld de O.L.V. van Pameie en St. Walburga te Oudenaarde en de parochiekerken van
Doornik.
178