Afb. 9. Domburg-Schuitvlotstraat. De kistbegraving in situ vanuit het zuiden
In de uiterste noordoosthoek van een terrein ten westen van de Schuitvlot-
straat, dat sinds de middeleeuwen in gebruik is als bouwland en moestuin, werd
een opgravingsput aangelegd op de plaats waar volgens de vorig jaar vervaar
digde reconstructietekening de wal van de burcht moest lopen (afb. 8). Groot was
dan ook de tevredenheid dat hij daadwerkelijk werd aangetroffen. Uit de uit
zandplaggen opgebouwde wal werden twee aangepunte essehouten palen gebor
gen met een diameter van ca 8 cm10. Aan de grachtkant vertoonden de plaggen
een regelmatige stapeling. De breedte van de wal kon op het door de bouwactivi
teiten bedreigde terrein niet worden bepaald. Evenals vorig jaar bij de opgraving
op Duinenburg kon worden vastgesteld, was de wal enigszins geërodeerd vooraf
gaande aan de afzetting van een kleilaag. Een poging binnen het beschikbare op
pervlak de buitenzijde van de gracht te bereiken leidde niet tot resultaat: op 30 m
uit voet van de wal bevond zich nog steeds de grachtbodem. In de gracht werd
het enige stuk aardewerk van de opgraving gevonden: een wandfragment Hunne
schans-aardewerk.
Onder de wal en óp het oudoppervlak werd een uit losse houten planken be
staande kistbegraving aangetroffen (afb. 9). Bodem, deksel en wanden bestonden
elk uit één stuk. De dikte van het hout varieerde van 4 tot 6 cm. De houten delen
waren gedeeltelijk afgeschuind en voorzien van (resten van) deuvels in reeksen
loodrecht op de lengterichting van de planken. De planken van de kist waren van
eikehout, de deuvels van eike-, esse- en elzehout. De kist werd aan de zuidzijde
gesteund door twee vertikaal staande essehouten paaltjes. Tegen de noordzijde
waren op regelmatige wijze plaggen gestapeld, die tevens deel uitmaakten van de
10. Houtdeterminaties L. Kooistra, ROB.
193