plaatsbepaling van de vroeg-middeleeuwse ronde burcht van Oostburg. De topo
grafie van de middeleeuwse stad is namelijk door de aanleg van verdedigings
werken ten tijde van prins Maurits en de verwoesting van de stad in de Tweede
Wereldoorlog onherkenbaar veranderd.
Het meest oostelijk uiteinde van de proefsleuf dat direkt grensde aan de
Nieuwstraat leverde een goed leesbaar profiel. Op een natuurlijke ondergrond
van zavel rustte op 2,25 m onder het maaiveld een 1 m dikke laag met mense
lijke begravingen. Het hoger gelegen deel van het profiel bestond uit verwerkte
grond. De begravingen werden doorsneden door een kuil die aan de hand van het
erin aangetroffen aardewerk uit de 13e of 14e eeuw dateert. Deze vaststelling
maakt duidelijk dat we ons op de plaats van de opgraving direkt ten zuiden van
de gracht van de ronde burcht moeten bevinden op de plaats waar de Sint-Eligi-
uskerk heeft gestaan. Van deze kerk is bekend dat hij reeds in 1038 aan de Sint
Pietersabdij in Gent werd geschonken.
Ter neuzen - Otheense kreek (afb. 12)
Richard de Haan uit Terneuzen stelde een rapport samen over de vondsten die hij
had verzameld op de slikken van de Westerschelde ter hoogte van het uitwate
ringskanaal van de Otheensche Kreek ten oosten van Terneuzen. Het aardewerk
bestond uit radstempelkogelpotten en waarschijnlijk vroeg-Pingsdorf-aardewerk.
In het botspectrum komt de aanwezigheid van schaap/geit nadrukkelijk naar vo
ren. Onder de begeleidende metaalvondsten bevonden zich gespen, pseudomunt-
fibula's, fibula's en beslagstukken. Een datering in de 10e of 11e eeuw is niet on
aannemelijk. Maar ook verspreid komt later te dateren metaal voor, met name
tinnen speldjes (afb. 12 rechtsonder, 14e/15e eeuw). Afgaande op deze ouderdom
Afb. 12. Terneuzen-Otheense kreek. Linksboven tweemaal bronzen pseudomuntfi-
bula's, rechtsboven tweemaal bronzen fibula's, linksonder tweemaal bronzen beslag-
stukjes, rechtsonder tweemaal tinnen speldjes waarvan een met glasparelinleg en de
andere een beurs voorstellende. Ware grootte.
197