der niet? Hoe lag hun medische, wetenschappelijke en religieuze belangstelling
en merkten de stedelijke gemeenschap en de zieken daar iets van? We zullen een
poging doen deze vragen te beantwoorden.
Eerst willen wij vooral aandacht besteden aan het chirurgijnsgilde. Het ar
chiefmateriaal biedt namelijk enige fraaie verordeningen, die een goede indruk
geven van de opleiding die in twee stadia werd gegeven, en van het niveau dat
een chirurgijn in de zeventiende en in toenemende mate in de achttiende eeuw
kon bereiken naast zijn specialisatie. In laatstgenoemde eeuw zal ook een eerste
toenadering tot de wereld der doctores medicinae blijken. Ook willen wij, be
halve aan het werk der medici, aandacht besteden aan de sociale zorg die de stad
verstrekte. Waar kon een zieke of hulpbehoevende terecht en welke mogelijkhe
den kreeg hij of zij daar?
DEEL I
HET CHIRURGIJNSGILDE
Ook in Zierikzee hebben de chirurgijns zich verenigd in een belangencorporatie:
het gilde. Het beschermde de beroepsgroep, stelde regels op voor de praktijkuit
oefening, bewaakte de kwaliteit van de te verrichten diensten, examineerde de
nieuwkomers, weerde de kwakzalvers en last but not least, vierde feest op de gil-
dedag. In Zierikzee is het archief van het chirurgijnsgilde voor een groot deel be
waard, waardoor het mogelijk is bovengenoemde taken te illustreren.
Het heterogene karakter van de beroepsgroep barbiers en chirurgijns werd in
de zeventiende eeuw nog versterkt. In de middeleeuwen zag men eenvoudige,
meestal ongeletterde 'surgiins', die barbierden en eenvoudige chirurgische hand
grepen konden verrichten. Tot in de achttiende eeuw is er een groep barbier-chi
rurgijns geweest die op deze wijze praktijk uitoefende. Bij de grafelijke en de
stadschirurgijns is stellig het barbieren op de achtergrond geraakt. Voor hun werk
- een betere wondverzorging, de beoordeling van kwetsuren en de doodschouw -
moesten ze over meer routine en inzicht beschikken. Zij zullen toen nog steun
hebben gevonden in een leerboek als dat van Guy de Chauliac, ondanks de betere
publikaties uit de zestiende eeuw zoals vertalingen van Ambroise Paré en Guille-
meau. Ook de vertaling van het Epitome anatomica van Andreas Vesalius door
Jan Wouters (Viringus), kreeg niet direct de aandacht die ze verdiende4.
In de loop van de zeventiende eeuw, met name sedert William Harvey's in
noverende theorie over de bloedsomloop, hebben zich veel veranderingen in het
medisch denken voltrokken. Verder sijpelden nieuwe wetenschappelijke benade
ringen en revolutionaire theorieën door naar de provincies waar ze ongetwijfeld
de werkelijke chirurgijns zullen hebben bereikt, maar nauwelijks de barbier-chi
rurgijns, die naast het barbieren vaak uit traditie en routine aderlatingen verricht-
4. C.W.L. Rogge, De betekenis van Ambroise Paré (1510-1590). Mens, leermeester en chirurg
(Groningen 1973). Van Hoorn, Levinus Lemnius25. De Moulin, A history, 86-91. Van Hoorn, Zierik-
zeese medici70.
5