Daarom hadden deze lieden vanouds ook 'achtweerdige naemen als stoutvossen,
quacksalvers enz.'. Goes en Middelburg hadden al maatregelen genomen ter we
ring van deze mensen en het chirurgijnsgilde vroeg het Zierikzeese stadsbestuur
hetzelfde te doen. Dit gebeurde en de vreemde genezers mochten voortaan alleen
voor hun logies hun banieren uithangen, 'ende zoverre de selve eenige incisuren
oft operationes doen willen binnen dese stede', dan moest dat in aanwezigheid
van ten minste twee chirurgijns 'omme te sien wat handelinge van operatie de
selve sijn hebbende'15. Want in een enkel geval hadden deze lieden, ondanks hun
gebrekkige theoretische kennis, wel een goede operatietechniek. Wanneer zij alle
provincies doortrokken, opereerden zij veel meer en kregen zij een aanmerke
lijke grotere ervaring dan de aan de stad gebonden chirurgijns.
Vreemde meesters
Werkelijke meesters zou men de steen- en breuksnijders, de oculisten en catar
actsnijders en de tandmeesters kunnen noemen. Ze werden in iedere stad
'vreemde meester' genoemd, omdat ze doorgaans door het land reisden om in
hun levensonderhoud te voorzien. Meester Sasbout, steensnijder, koos vooral
Zeeland tot zijn werkterrein16. Een raadsresolutie van 20 februari 1575 (bevestigd
op 2 april 1595) bepaalde, na een verzoek van het chirurgijnsgilde, om 'vreemde
chirurgijns' in overeenstemming met artikel 23 van de gildebrief slechts toe te la
ten nadat zij een examen hadden afgelegd voor een 'doctoer of licentiaet in de
medicijnen', onder betaling van 0.4.1. Bij overtreding van dit besluit werden
boetes in het vooruitzicht gesteld van 5 voor de eerste keer, het dubbele de
tweede en derde keer17. Naast steun aan de concurrentiepositie van het gilde
klinkt hier toch ook een zeker ethisch besef door jegens de zieken. Vrijwel ieder
jaar was er wel een Zierikzeeënaar of een eilandbewoner, een volwassene, maar
vaker nog een kind, die van zijn blaasstenen werd verlost.
In de rekeningen over 1667-1769 lezen wij bijvoorbeeld: 'ontvangen van Lie
ven de Stoofman wegens zijn kind dat van de steen gesneden was 0.2.0' en
verder 'noch ontfangen van drij kinderen die van de steen gesneden sijn 0.6.0'.
In het eerste decennium van de achttiende eeuw opereerden de meesters Pieter
Jozias, De Winter en Staf van Dordt. In 1717 kreeg Servaas Cyprianus, opera
teur, 1.14 betaald door het weeshuis voor twee breukbanden en medicamenten
voor twee kinderen. Lodewijk Spaernagel kreeg in 1718, 1723 en 1724 toestem
ming te opereren en cataracten te 'ligten' voor acht schellingen per week18.
15. SAZ, Archief chirurgijnsgilde, nr. 19a, 10 mei 1599.
16. Op 10 november 1693 sneed hij een achtjarig jongetje in Brouwershaven van de steen, in tegen
woordigheid van de plaatselijke autoriteiten dr. Stamperius uit Zierikzee, J. Durant, stadsdoctor, en
Maarten van den Houck, stadschirurgijn uit Brouwershaven. Zie ook De Moulin, A history246,
welke auteur ook veel fraaie mededelingen geeft over de lithotomie, naast Kool-Blokland, Zorg ge
wogen, 136-138, en Huisman, Stadsbelang, 275. Banga, Geschiedenis van de geneeskunde, noemt
twee Sasbouten: de door Tulp geroemde Komelis en de door Comelis van de Voorde geprezen Jako
bus. Vermoedelijk waren zij nauw verwant. Zie Banga, o.c., 242, 509.
17. SAZ, Archief chirurgijnsgilde, nr. 21.
18. Servaas Cyprianus is vermoedelijk verwant geweest met Allardus en Abraham Cyprianus te
Amsterdam; Lindeboom, Geschiedenis, 99-101; Frijhoff, 'Non satis dignitatis', 392; Lindeboom,
Dutch medical biography, 391-392.
16