materia chirurgica van het gilde behorende loodglit bevattende pleister. Het was evenals het 'unguentum aurum' een 'incamativum'. Men schreef het een verster kende werking toe wanneer de pleister of de zalf werd aangebracht op de weke delen of op verslapt spierweefsel. De examen-kandidaat vervaardigde deze pleis ter als een soort gildemeesterstuk, als laatste onderdeel van zijn examen. Deze vermoedelijk zeer oude traditie bleef tot het einde van het gilde gehandhaafd23. De uitgaven bestonden voor het overgrote deel uit de teerkosten bij alle moge lijke samenkomsten en uit de kosten van de activiteiten op de jaardag. Een en kele keer betaalde het gilde mee om een ongelukkige vakbroeder op een koop vaardijschip uit handen van piraten te krijgen. Voor alle opvarenden van de schepen was het gevaar van zeeroverij levensgroot. Vooral vanuit Algiers en Duinkerken opereerden piraten en namen soms schip en bemanning. Meestal probeerden familieleden of stadsgenoten de onfortuinlijke opvarenden van een gekaapt schip vrij te kopen. In de achttiende eeuw werd hiertoe de Slavenkas in Zierikzee opgericht om de lasten collectief te dragen en te spreiden. In de zeven tiende en de eerste helft van de achttiende eeuw bleef het initiatief in handen van particulieren. Zo betaalde het gilde in oktober 1671 0.3.0 'aan twee collecten voor chyrurgins die van den turck gevangen waere' en in november 1672 0.2.0 'voor een colecte van den turck' en eenzelfde bedrag in september 1706 'tot aal moes aan de chirurgijn van de kaper van hier varende'. Op 15 november 1672 bereikte het gilde een mijlpaal. Het kreeg eindelijk een eigen gilde- en anatomiekamer in het gasthuis. Bovendien kreeg het gilde 'het gebruick van doode ligamen, vremdelingen sijnde, in het gasthuis stervende'. De anatomiekamer was voorzien van 'een bank in 't rond met een balie beslooten, binnen welke een beweegbare tafel staat, waarop de lighaamen gelegd en ontleed worden'24. Vanaf dat moment werden er lessen gegeven door een 'doctor', ver moedelijk een van de stadsdoctores. De leerlingchirurgijns en hun meesters wa ren verplicht de lessen bij te wonen. Kort daarop (1679) schafte het gilde instrumenten aan voor 3.15.8, die regel matig werden schoongemaakt en gerepareerd. In 1755 zijn deze instrumenten be schreven25. Ze zijn misschien ten dele bestemd geweest voor gebruik bij de exa- 23. Zie: M.J. van Lieburg, 'De Materia Chirurgica in de ordonnanties en examens der Noord-Ne derlandse chirurgijnsgilden vóór 1600', Pharmaceutisch Weekblad 116 (1981) 1393-1398. De Mou lin, A history358 n. 71, 363 n. 53. Van Hoorn, Levinus Lemnius, 13. E.B.F. Peij, De collectie Haf- kenscheid. Een verzameling van schildersmaterialen uit de eerste helft van de negentiende eeuw (1985) 93-94 (doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis Katholieke Universiteit Nijmegen). Medewerking gaven hier verder: D.A. Wittop Koning, apotheker, en de heer E. Homburg, chemicus, verbonden aan de universiteit van Nijmegen. Laatstgenoemde wees op de therapeutisch geachte werking in W. Schneider, Wörterbuch der Pharmacie, Band 4 (1985) 163 en op lithargyrum aureum bevattende pleisters in Pharmacopoea Roterodamensis Galenico-Chymica (ed. 1709) 60, 63-64, 67 en in Leeuw arder Apotheek (ed. 1702) 90, 92, 95-96. 24. Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden, behelzende eene beschryving van Zeeland (Amsterdam 1751), dl. I, 6e hoofdstuk. Beschrijving der stad Zierikzee (geschreven door Nicolaas van der Schatte, pensionaris honorair en griffier van de stad), 356. 25. Notitie van instrumenten die gevonden zijn in het instrumentenkastje van het gilde, dat hing in de snijkamer van het gasthuis, 29 september 1755: 1. Bel en een tinne inkpot; 2. Een zaag en een los blat; 3. Twee kromme snijmessen; 4. Vier coute- rien; 5. Een vierkant couteri; 6. Een trepaan met drie kroonen; 7. Twee elevatories; 8. Drie tandent- reckers en twee koevoeties; 9. Een groote spatel; 10. Een kromme korentang; 11. Speculum matrice; 12. Een groote korentang; 13. Een kopere spuijt met agt pijpties; 14. Twee rasparatoriums en een fret; 15. Twee lentriculeere; 16. Vijf lepels; 17. Een pikhaak; ]8. Een kromme snijstaf; 19. Drie fragge- 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 46