rurgijnsknechts moesten hem assisteren bij zijn wekelijkse lessen, maar zij ont trokken zich daaraan en hun meesters werkten zeker niet mee. De lector moest zijn plaats tussen de concurrentiegevoelige chirurgijns met recht veroveren. De deken bejegende hem slecht toen hij daarvoor medewerking vroeg. Hierdoor dreigde het oogmerk van de raad om de knechts een behoorlijk onderwijs te ge ven teniet te gaan. Daarop werd van stadswege een boete ingesteld op het verza ken van de plicht de lector te assisteren door de leerlingen en op de geringe me dewerking van de chirurgijns in deze. Het is echter de vraag of alleen het wangedrag van de leerlingen en de onge schiktheid van de anatomiekamer in het conflict toen de hoofdrol hebben ge speeld. De lector had buitengewoon veel weerstanden te overwinnen en wij we ten niet of hij dat altijd met de meeste tact heeft aangepakt. Op 27 november 1772, na het overlijden van dr. Paulus de Wind te Middelburg, vroeg hij het stadsbestuur 'favor appuij' bij zijn verzoek aan de Staten van Zeeland om aange steld te worden tot landsoperateur en steensnijder voor de regio Zeeland beoos ten Schelde. Zeeland bewesten Schelde kwam daarbij aan David Henry Gal- landat, heel- en vroedmeester uit Vlissingen. Ook dr. Job Baster was niet erg enthousiast over lector anatomiae Gijsbert de Witt. In een brief van 26 juli 1773 aan David Henry Gallandat" schreef hij name lijk dat de heer De Witt genoodzaakt was zijn lectoraat neer te leggen 'want had niets te doen. Zijne ijdele glorie en grootsheijd, excessieve duurte en somtijds quaad succes maakten zijn edele hier buijten practijcq'. Ook verweet Baster hem 'beulswerk' bij een bevalling in St. Maartensdijk. Het betrof de echtgenote van de uit Zierikzee afkomstige Willem de Jonge van Ellemeet, drost en rentmeester van de prinselijke goederen aldaar. De partus verliep voor moeder en kind nood lottig. In het begin van 1772 heeft De Witt Zierikzee verlaten. Hij vond een baan als chirurgijn-majoor via zijn vriend, de ook in Zierikzee wonende luitenant-gene raal Robert Douglas, commandant van een Schots regiment infanterie dat sedert 1747 in dienst van de Verenigde Nederlanden in Vlissingen lag. Op 23 april werd zijn inboedel publiekelijk verkocht voor£ 83.12.2. In Vlissingen werd hij lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en publiceerde hij in de Verhan delingen twee gedegen beschouwingen32. Na Vlissingen is hij via Breda naar Rotterdam teruggekeerd, waar hij zijn gaven verder heeft kunnen ontplooien. Ook hij werd op 19 april 1773, als zijn voorganger, 'cum elogio' ontslagen door het Zierikzeese stadsbestuur. Tot 1802 is het lectoraat vacant gebleven. De chi rurgijns en hun leerlingen moesten toen terugkeren tot hun oude opleidingsvorm. Het einde van het gilde In de notulenboeken lezen wij bij de inval van de Franse troepen: In 1795 is door de inroeping der Franse troepen en revolutionaere omwending van zaken door de nieuwerwetse regeringsform afgeschaft om geen overdeken meer in de gilden te hebben en diens volgens het chirurgijnsgilde alleen door dekens en ommegangers zal bestierd worden. 31. Van Hoorn. 'Enige aanvullende mededelingen', 162. 32. Idem, 180. n. 28. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 55