oude trend te zijn geweest, waarbij zij een scheerwinkel dreven en het meer me
dische aspect van hun beroep uitoefenden. Door het geringe aantal chirurgijns in
Zierikzee, met een iets groter getal leerlingen, is hier het proces van de scheiding
tussen de beroepen van chirurgijn en barbier wellicht iets sneller verlopen dan in
grotere steden en zeker sneller dan op het platteland. Maar tot ongeveer 1850
zullen de scherende barbiers ook nog wel eens een aderlating hebben verricht en
knipten de chirurgijns nog wel eens een enkele baard. Wel zijn er al enkele, zoals
Daniël Johannes Maatjes en Adriaan Dona, die zich uitsluitend met het chirurgi
sche werk bezighielden, ook al waren de mogelijkheden hierin nog beperkt.
DOCTORES MEDICINAE
Het lijkt wellicht raadzaam om bij de bespreking van de doctores medicinae, met
hun geheel andere denkwereld dan die van de chirurgijns, eerst te wijzen op de
min of meer revolutionaire veranderingen die zich hebben voltrokken op me
disch gebied. Vooral sedert de stichting van de Leidse universiteit in 1575 en in
de loop van de eerste helft van de zeventiende eeuw hebben zich grote verande
ringen voorgedaan. Het geestelijk klimaat was al gewijzigd sinds de politieke
omwenteling aan het einde van de zestiende eeuw. Leiden kreeg toen als univer
siteitsstad voor de noordelijke gewesten verre de voorkeur boven Leuven, maar
het aantal medische studenten was in het begin nog zeer gering. Toen trokken
eerst nog - tot in de eerste helft van de zeventiende eeuw - de universiteiten in
Italië en met name Padua. de aandacht van de medische studenten, die aan hun
studie hun 'grand tour' koppelden. Na verloop van tijd werd de studie én in Italië
én in Leiden volbracht. Toen de universiteiten in Utrecht (1636) en Harderwijk
(1648) werden opgericht, gingen sommige Zierikzeese studenten daar studeren.
Groningen (1614) en Franeker (1585) vond men vanuit Zeeland meestal te ver.
In het begin van de zeventiende eeuw is een revolutionaire wetenschappelijke
verandering begonnen door het optreden van de Franse filosoof René Descartes.
Zijn denkwijze schoof de teleologische verklaring van alle lichaamsverschijnse
len terzijde, die tijdens de zestiende eeuw nog volkomen had overheerst in het
neo-Galenisme. Maar er waren nog andere wijzigingen: in 1591 werd de Leidse
hortus botanicus gesticht en in 1597 het theatrum anatomicum. In Amsterdam
werd het anatomisch onderwijs, in het bijzonder aan leergierige chirurgijns, be
vorderd door Pieter Pauw, Nicolaas Tulp en Frederik Ruysch. Ondanks het con
servatisme van de gilden moet dit een grote invloed hebben gehad, waartoe ook
de positieve impulsen vanuit Frankrijk hebben bijgedragen.
Een derde vernieuwing was het klinisch onderwijs aan het ziekbed. Dit werd
in 1636 in Utrecht ingevoerd en in 1637 in Leiden. Andere vergezichten werden
geopend door de microscopie (sinds Van Leeuwenhoek), het experimenteel or-
gaanonderzoek van Reinier de Graaf, een betere anatomie van Van Home in Lei
den. naast Pecquet in Frankrijk en Swammerdam in Amsterdam. Maar de groot
ste ommekeer in het medisch denken betrof sedert 1628 het bloedsom
loop-onderzoek door William Harvey. Na aanvankelijk tamelijk sceptisch te zijn
ontvangen, heeft het daarna alom aanhang verworven en heeft het de fysiologi
sche inzichten vernieuwd en de oude Galenische inzichten verder ontmaskerd.
De universiteit van Leiden werd sedert 1658 door de komst van de welspre
kende hoogleraar Frangois de le Boë Sylvius een voorbeeld voor West-Europa.
31