en imbecielen bleven nu doorgaans in de huiselijke omgeving, tenzij het betrok ken gezin armlastig werd of indien de 'idioot' alleen achterbleef. Deze gehandi capten werden in Zierikzee gewoonlijk opgenomen in het armengesticht, waar ze tussen de andere armen en de dementerenden zich redelijk konden handhaven. Interesse voor het stadsbestuur Het is opvallend dat de gestudeerde medicinae doctores in Zierikzee meer verte genwoordigd waren in stedelijk bestuur en in de sociaal in aanzien staande bij baantjes dan hun chirurgische collega's. Een enkele chirurgijn kon wel hoog klimmen in de stedelijke hiërarchie, maar dat had nog geen effect voor het aan zien van zijn familie. Veel medici echter kwamen al uit een aanzienlijke familie en namen dat aanzien mee in hun functie als stadsdoctor. Het is waarschijnlijk dan ook niet op grond van hun beroep dat zij een politieke functie kregen, maar op grond van de sociale status van de familie waartoe zij behoorden. Behalve door de politieke en economische eer kon een medicus ook aanzien verwerven door op wetenschappelijk gebied van betekenis te zijn en door te pu bliceren. mits men zich niet aan het sociale en politieke leven in Zierikzee ont trok. Zo poogden enkele Zierikzeese medische studenten de belangstelling voor hun dissertatie in de moederstad te stimuleren door die aan verschillende in hoog aanzien staande personen uit de stad op te dragen. Ook enkele specifiek Zeeuwse onderwerpen moesten ongetwijfeld de mensen in de moederstad tot belangstel ling prikkelen, waardoor de faam van de student hem vooruit reisde als hij terug keerde naar Zierikzee, zoals in het geval van dr. Willem Cromstrien jr. Zeeuwse koortsen Zo was het onderwerp van de beruchte Zeeuwse koortsen een geliefd middel om de belangstelling thuis te stimuleren. Pieter Abraham de Jonge (1741-1813) ge bruikte dat misschien om zich al bij voorbaat van een warme ontvangst in Zierik zee te verzekeren, ongetwijfeld gecombineerd met een wezenlijke belangstelling in het heikele probleem. In zijn proefschrift De colore febriliverdedigd op 26 februari 1762, noemde hij verschillende koortstypen, de frigor, de meting met de thermometers van Fahrenheit en Prins, het verschil daarbij tussen inwendige en uitwendige meting, de invloed van de koorts op de vloeibare en vaste lichaams delen en op de geestelijke toestand. Bovenal roemde hij zijn leermeester Gau- bius, die toen tevens rector magnificus was; hij prees Sydenham en gedacht zijn studievriend E.P. van Visvliet die promoveerde op De frigore febrilis. Hij trachtte naar Harvey's nieuwe inzichten koortsige toestanden te verklaren vanuit belem meringen in de doorlaatbaarheid van vaatgedeelten, al spelen ook invloeden van uit de buitenlucht in de verschillende jaargetijden een rol op de ademhaling en de perspiratio. De invloeden van leeftijd en lichaamsconstitutie, met name het san guinische en flegmatische type, achtte hij wezenlijk verschillend van invloed. Tenslotte gaf hij enkele therapeutische adviezen. Ook Adriaan Bruijnvisch Maatjes schreef zijn dissertatie: specimum medicum inaugurale Defebre biliosa autumnale, maxime Zeelandica, verdedigd op 16 juni 1779, over de najaarsgalkoortsen in Zeeland. Hij legde een verband tussen de zes 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 67