ten vollen de examinatie van voornoemde Johannes Cato Kamerling consen teerde'45. Deze Kamerling was in werkelijkheid de in Brussel geboren Abraham Magga- ris, een gewiekste zwendelaar. Hij wist doorgaans op tijd te ontsnappen uit de verschillende steden waar hij zijn malicieuze praktijken uitoefende, maar in Rot terdam werd hij op 29 maart 1741 veroordeeld tot het ondergaan van een brand merk met de strop om de hals, twaalf jaar tuchthuisstraf en vijfentwintig jaar ver banning. In Brouwershaven kwam hij met de door hemzelf vervaardigde promotiebul en de vertaling daarvan. De niets vermoedende vroedschap besloot na het oordeel van dr. Nicolaas Baster tot admissie. Kamerling leek een beminne lijk en gelovig man en wist zelfs van een burgemeester, Jan van der Bijl, toe stemming te krijgen tot een huwelijk met diens dochter Krina. Door vervalste correspondentie en zijn zwendelpraktijken trachtte hij een fortuin te verwerven. Maar reeds op 6 april 1764 weigerden de plaatselijke chirurgijns Regnerus Cor- nielje en N. van Woestenbergh een aderlating te verrichten die Kamerling aan de eerste van hen had opgedragen, waarna zij door burgemeester en schepenen wer den beboet. Kennelijk bemerkten zij al een inconsistentie in zijn medische ken nis. Pas op 25 maart 1765 kwam onder leiding van burgemeester Anthony Mac- quet en baljuw Comelis Duncan een eerste onderzoek naar zijn betrouwbaarheid op gang. Uiteraard viel het oordeel negatief uit. Op 1 mei 1765 werd hij gevan gen gezet en bekende hij zijn wandaden. Tijdens het onderzoek werd aan twee Zierikzeese chirurgijns gevraagd wat de herkomst was van het brandmerk dat men op zijn lichaam aantrof. Maggaris is op 13 november 1765 veroordeeld om opnieuw te worden gebrandmerkt onder de galg, dit keer met een levenslange tuchthuisstraf die hij onderging in Middelburg. Conflict Ook de positie ten opzichte van de chirurgijns in Zierikzee gaf in de loop van de achttiende eeuw steeds meer problemen. De zich emanciperende chirurgijns, die zich niet meer met het barbieren inlieten, maar steeds dichter bij de medische kennis van de doctores aansloten en de vele medici die een grotere belangstelling kregen voor het chirurgische werk, raakten in eikaars vaarwater. In Zierikzee zijn daarover enkele forse conflicten ontstaan. Omstreeks het midden van de achttiende eeuw praktiseerde in Zierikzee een zekere dr. Alardus Brouwer, die zowel de medicijnen als de chirurgie wilde beoe fenen. De titel van zijn dissertatie luidde De usu et abusu cataplasmatum. Zijn chirurgische belangstelling werd hem echter niet in dank afgenomen door de ste delijke chirurgijns. Het gilde waarschuwde hem in 1749 tweemaal wegens het feit dat hij in strijd met de gildebrief handelde en zonder een chirurgisch examen te hebben afgelegd toch de chirurgie beoefende. Hij had namelijk herhaaldelijk een been met een 'quaade zweer' verbonden. Brouwer weigerde de door het gilde opgelegde boetes te betalen en dit werd aanleiding tot een proces voor het Hof van Holland. Een aantal stukken in het archief van het chirurgijnsgilde bevat 45. SAZ, Gemeente Brouwershaven, register van resolutiën van het college van baljuw, burgemees ter en schepenen, 1761-1774. Viergever, SchijndeugdEncyclopedie van Zeeland, 11, 274. 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 73