een professionelere aanpak en een wetenschappelijkere benadering. De naijve
rige chirurgijns konden nog moeilijk de concurrentie verdragen van de medicinae
doctores en hielden strak vast aan hun oude gildereglement. Desondanks kwam
het langzamerhand steeds meer voor dat chirurgijns ook een academische studie
gingen volgen. De zeventiende-eeuwse Zierikzeese chirurgijns Job Baster sr. en
zijn zoons Rochus en Hendrik en de achttiende-eeuwse chirurgijn Cornelis Ple
vier zijn daar voorbeelden van. terwijl de medicus dr. Job Baster jr. de pathologi
sche anatomie heeft beoefend en in de verloskunde ging praktiseren.
DE MEDISCHE ZORGVERLENING
De chirurgijns bezochten zieken of ontvingen ze in hun winkel. De medicinae
doctores hielpen de zieke inwoners van Zierikzee thuis. Waren de patiënten te
arm of was er thuis geen verzorging mogelijk, dan togen zij naar het gasthuis.
Daar vertoefden ze in het gezelschap van reizigers, bedelaars, soldaten en ander
zwervend volk. Het gasthuis aan de Oude Haven achter de Gasthuiskapel of -
kerk. was een tamelijk klein huis. Het is moeilijk de omvang en de capaciteit te
schatten want er zijn geen exacte afbeeldingen of plattegronden van bewaard ge
bleven. Twee zeventiende-eeuwse kaarten geven wel de gasthuiskerk en profil
weer, maar het gasthuis gaat daarachter schuil. Weliswaar geeft een latere kaart,
uit 1751. van D.W.C. en Anthonie Hattinga een grondtekening in een schaal met
Rijnlandse roeden. Omgerekend en vergeleken met de tekening van de kerk,
kunnen de grondafmetingen van het gasthuis nu bij benadering geschat worden
op 18 a 19 bij circa 12 meter.
In de bronnen komen wij de volgende vertrekken tegen: een baajerd (in de
middeleeuwen was dat een verblijfplaats voor voorbijgangers), een anatomie- of
snijkamer (in 1672 aan het chirurgijnsgilde toegestaan; misschien was dit de
voormalige baajerd omdat die nauwelijks meer gebruikt werd voor passanten),
de gildekamer van het chirurgijnsgilde (misschien grenzend aan de anatomieka-
mer), een oudemanskamer, een vrouwenkamer, met aan het einde daarvan een
provenierskamertje naast de trap van het gasthuispad ten zuiden van de kleine of
gasthuiskerk. Bovendien waren er nog diverse kamertjes voor de proveniers,
soms zelfs huisjes genoemd. In 1606 telde het gasthuis zes schoorstenen en wel
in de keuken, in de vrouwenkamer, in de knechtenkamer, de baajerd, de oude
ziekenzaal en in twee provenierskamertjes. Daarnaast was er een binnenplaats,
een 'cruythoff', waarin rozemarijnboompjes en salie groeiden, en een 'wingaert'
aan de overkant van de Hoge Molenstraat (nu parkeerterrein).
Opvallend is dat het gasthuis in de zeventiende eeuw de indruk geeft van een
soort tehuis te zijn dat nog nauwe banden met zijn agrarische basis had, waar
vooral veel oude gebrekkige mensen verbleven die zich hadden ingekocht. Jaar
lijks komt men in de rekeningen de inkoopbedragen tegen van nieuwe prove
niers. Waar elders, zoals in Middelburg, de proveniers steeds meer werden
geweerd en in aparte tehuizen werden ondergebracht, zodat de medisch-
verzorgende aspecten van het gasthuis meer op de voorgrond traden, werd het
gasthuis te Zierikzee gedomineerd door de grote aantallen oude lieden, zodat het
gasthuis meer de indruk bood van een bejaardentehuis.
49