keur van Zeeland, al vertoont die een opvallende analogie met die van Leuven'6.
In de zeventiende eeuw greep het stadsbestuur bij het optreden van pestepide
mieën steeds terug op deze keur. Enkele belangrijke maatregelen die vaak eerder
dan de andere verordeningen uit de keur werden genomen, waren het bestrijden
van de overlast van honden en het verwijderen van varkens uit de stad. Men ge
loofde dat de besmetting, het contagium, via de behaarde hondehuid bij de mens
kwam. En aangezien de steden en dus ook Zierikzee destijds waren vergeven van
loslopende, half wilde honden, werden in tijden dat de angst voor hun besmette
lijkheid groter was dan normaal, speciale hondenvangers aangesteld. Soms sloe
gen zij de beesten gewoon dood. Aan het einde van de zestiende eeuw werden de
honden meestal op schepen verzameld, die ergens in zee tot zinken werden ge
bracht. Ook door de varkens te weren uit de stedelijke gemeenschap wilde men
een besmettingsbron verwijderen. Bovendien verbood men meestal in een heel
vroeg stadium al het verkopen van oude kleren.
Werd de epidemie ernstiger, dan stonden nog andere maatregelen ter beschik
king, die het sociale en economische leven meer ontwrichtten en daarom pas in
een later stadium werden toegepast. Dit waren bijvoorbeeld het isoleren van be
smette huisgezinnen, het verbieden van de jaarmarkt met de stromen vreemdelin
gen. die wie weet wat voor ziekten mee konden brengen en wellicht in andere
pestgebieden goedkoop inboedels en oude kleren uit besmette huizen hadden op
gekocht, die ze in Zierikzee met winst van de hand wilden doen. Ook kon het
stadsbestuur scherpere maatregelen instellen omtrent het begraven van krengen
en het storten van afval (ver buiten de stad, waar de stank de stad niet kon berei
ken. want in de stank zat het contagium). Uiteraard verboden de vroede vaderen
ook nog de invoer van bepaalde levensmiddelen waarvan men dacht dat die iets
met het besmettingsgevaar van doen hadden, zoals boter, kaas, eieren, melk,
hoenderen, ganzen, kersen, pruimen en andere voedingsmiddelen.
Pestmeester en het St. Rochushuis
Het stadsbestuur voerde bovendien in de zeventiende eeuw een nieuwe maatregel
in. Voorheen waren de functies van stadschirurgijn en pestmeester nog gecombi
neerd, maar in de zeventiende eeuw ziet men in de gehele Nederlanden de trend
dat het pestmeesterschap een aparte functie wordt. In deze tijd volgden diverse
pestgolven elkaar in een vrij snel tempo op en hoewel ze niet allemaal Zeeland
bereikten, gaf de dreiging van een nieuwe pestgolf wel een grote angst bij de be
volking waardoor al diverse preventieve maatregelen werden genomen. Zo stelde
het stadsbestuur in Zierikzee herhaaldelijk alvast een pestmeester aan, in afwach
ting van een werkelijke epidemie. Wel waren de stadsbesturen in de Nederlanden
zo zuinig dat zij pas een pestmeester aantrokken, wanneer het gevaar zich werke
lijk aandiende; deze werd dan op een tijdelijk contract aangesteld. Dit had uiter
aard als moeilijkheid dat. wanneer de nood aan de man was, verschillende steden
tegelijk op zoek gingen naar een pestmeester en er zodoende niet altijd een goede
en geschoolde meester te vinden was. Bovendien ervoeren de pestmeesters het
meestal niet als aangenaam dat zij het meest vuile en gevaarlijke werk tijdens
56. Fokker. Onderzoek, 18.
61