epidemieën mochten opknappen en dat zij, nadat het gevaar geweken was, weer op straat stonden. Daarom vroeg een enkeling een levenslang traktement. Dat deed in Zierikzee in 1636 ook Bartholomeus Noret, of eerder, in 1605, Mr. Pie- ter, volgens de rekeningen een Engelse meester, die een loon voor zeven jaar af dwong. En met de ziekte in het verschiet was het beter eisen stellen dan na af loop van een epidemie. Indien er niet veel pestzieken waren, mocht de pestmeester die in zijn eigen woning verzorgen. Zo hoefde in 1602 nog niet een aanzienlijk deel van het leeg staande 's-Gravenhof gereserveerd te worden. In 1624 werd het St. Rochushuis in gereedheid gebracht voor de lijders aan de pest: Op de propositie van de gemeente burgemeesters bij occasie van de contagieuse sieckte die eenighsints schijnt te willen ontstellen binnen dese stede, is goetgevon- den het St. Rochushuys gereet te maken, ende aldaar in te brenghen weleke sulcx sullen versoucken. Besmette, ongehoorzame burgers die zich niet aan de regels van de isolatieplicht hielden, zoals Thonis de Smit, konden verwachten dat hun huis toegenageld werd, na een ultieme waarschuwing57. Toch blijkt uit de raadsresoluties dat het St. Rochushuis al eerder in gebruik was. Al in 1602 vermelden de gasthuisreke ningen betalingen voor 'belies', berries of draagbaren, om de pestzieken naar en van het St. Rochushuis te brengen en te halen. Drie jaar later leverde Anthony de Schaliedekker twee draagbaren om de doden ten grave te dragen. In 1602 stier ven daar al tweeënveertig personen en in het gasthuis slechts vijf; in 1603 vijftig en het jaar daarop vijfentwintig. Ook vroeg meester Pieter medicijnen te mogen leveren aan het St. Rochushuis. Hij kreeg bovendien het volgende jaar hulp van Abraham de huismeester: 'door hem met sijn huijsvrouw ende dogter van de siecken te regeren die van de contagieuse sieckte sieck leggen' en dat alles voor een salaris van twee gulden per week. Na afloop van een epidemie (die overigens vaak nauwelijks de naam van een epidemie rechtvaardigde omdat niet een groot deel van de stadsbevolking ziek was) werd het pesthuis meestal goed gelucht, gesopt en geschuurd. De rekenin gen vermelden daar menige post voor. De ziekte in 1624 en 1625 Deze gevallen van de pest, in het eerste kwart van de zeventiende eeuw, waren niet zo ernstig. Serieus werd de dreiging pas in 1624, en niet alleen in Zeeland, maar ook in Holland. Vooral de stad Leiden had zwaar te lijden onder deze nieuwe golf van de 'contagieuse sieckte'. In de zomer van dat jaar hadden vooral de bestuurders van de handelssteden in Zeeland hun eerste maatregelen getrof fen. In Zierikzee herzag men op 18 juli 1624 de oude pestverordening, voerde men quarantainemaatregelen in en verbood men de komende jaarmarkt in augus tus 'om soo veel doenlick es metter hulpe Gods te weeren (de pest), dat de in- woonders dier stede daer door nyet besmet werde'58. 57. SAZ, Notulen stadsbestuur 15-9-1624. 58. SAZ, Notulen stadsbestuur 18-7-1624. 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 88