Men zag de gruwelijke ziekte aankomen en kon alleen reageren door de be kende maatregelen te treffen. Daarom werd nu het St. Rochushuis in gereedheid gebracht. De jaarmarkt was natuurlijk al in een vroeg stadium van de baan 'vuyt oorsaecke dat in meest alle steden van waer de goederen stonden bij de craem- luijden. sieckte van pest weer es regeerende'59. Verder moesten alle overledenen binnen achtenveertig uur begraven worden, voornamelijk wegens de stank waarin men immers het besmettingsgevaar zocht. De besmette huizen met hun bewoners dienden nauwkeurig geïsoleerd te worden en mede daarom was het no dig het kerkbezoek te reguleren. Men kon natuurlijk niet verbieden dat mensen uit besmette huizen ter kerke gingen, omdat juist zij geestelijke bijstand zo hard nodig hadden. Desalniettemin zag men het gevaar levensgroot opdoemen. De op lossing was een juweeltje van schipperen: lieden uit besmette huizen mochten wel naar de kerk, maar hun werd een enigszins geïsoleerde plaats in het portaal aangewezen. Zij moesten meteen na het laatste gebed de kerk verlaten, nog voor de slotzang, opdat zij geen gelegenheid hadden door gezellige gesprekken na af loop van de dienst in te nauw contact met de andere kerkgangers te komen. De pestmeester was in deze zorgelijke tijd een man van eminent belang. Niet dat hij zoveel kon doen, maar hij was een van de weinigen die bij de zieken kon komen en hun enige troost en verlichting van het lijden kon bieden. Het leverde de pestmeester zelf en zijn familie ook een isolement op. Hij mocht zijn gewone vak niet uitoefenen en als teken daarvan zijn bekkens met bloed niet voor de deur zetten. Hij en zijn familie moesten 'sooveel het doenlick es hen sullen myden on der den volcke te converseeren'. En indien hij een recept in de apotheek nodig had. diende hij daar een briefje op het venster te leggen. Bovendien werd hij ge acht in de stad te blijven en bij het stadsbestuur rapport uit te brengen van nieuwe ziektegevallen. Om misbruik van zijn machtige functie te voorkomen, re guleerde de nieuwe ordonnantie exact het salaris van de pestmeester. Enerzijds ontving hij van stadswege een vast honorarium, anderzijds mocht hij van de pa tiënten betaling vragen en wel de eerste keer dertig stuivers en ieder volgend be zoek vijftien stuivers. De armen konden gratis hulp krijgen. Al deze pestlijders lagen thuis, in het St. Rochushuis of in het gasthuis. Niet alleen zieke Zierikzeeënaren en reizigers, maar ook vele soldaten vonden in beide instellingen onderdak. Toen in 1624 de stad weer bedreigd werd door de epidemie, verzocht het stadsbestuur op 15 september aan de Prins van Oranje geen nieuwe groepen militairen meer te sturen, aangezien 'het gasthuijs teene- mael vervult es'. Grote toeloop Vaak werd de pest verspreid door reizende soldaten, en hoewel de gasthuizen in Middelburg, Veere, Vlissingen, Zierikzee en Goes en nog enkele kleinere gast huizen de zieke en gewonde militairen moesten opnemen, waren de bestuurders daar niet erg gelukkig mee. Een van de redenen was dat de besmettelijke ziekten zich gemakkelijk vanuit het gasthuis door de stad konden verspreiden. Dat ge- 59. SAZ, Notulen stadsbestuur 18-7-1624. 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 89