(negen uur 's avonds) begraven moesten worden, achter de toren aan de Zuid zijde. In vrijwel alle Zeeuwse en Hollandse steden introduceerden de overheden deze noviteit tijdens de laatste pestepidemie van 1665-1666. Deze rationele be nadering was een duidelijke verandering in de bejegening van de pest. Nog enkele jaren bleef de ziekte endemisch in Zeeland en vooral in Vlaande ren. Nog eenmaal, in 1672, is de jaarmarkt opgeschort wegens het dreigend pest- gevaar, maar dat was de laatste keer. Met het verdwijnen van de dreiging, verloor het in 1655 in gebruik genomen pesthuis te Zierikzee zijn functie. In 1675 huis vestte men er weer de proveniers, die eerder hadden moeten verhuizen. Preventie Men bleef zich ook later bewust van de noodzaak enige hygiëne in de stad te be werkstelligen. In 1773 boog het stadsbestuur zich nog over het probleem van voortdurende stank en slechte geuren: die konden besmette miasmen bevatten en waren dus een gevaar voor de gezondheid. Enkele bewoners van de huizen in de omgeving van de Gasthuisbrug verzochten dat de schuit waar mede men den beer of secreetmist word weggevoerd voortaan niet meerder aan de Gasthuisbrugge maar elders mogte worden een legplaats aange- weesen, ten einde de supplianten van den overlast der stank mogte worden be vrijd. Nadat drie lieden daarover gehoord waren, verklaarde het stadsbestuur de klacht gegrond en werd de schuit verplaatst naar de Nieuwe Haven, tegenover de Nieuwstraat (Nieuwe Boogerdstraat) ter hoogte van de waterbakken. Daar was er door de zeewind minder stank. Ook in 1798 was er een soortgelijk probleem. De Franse commandant be klaagde zich op 12 juni 1798 bij de raad over de stank van de graven aan de zuidzijde van het kerkhof. Het Frans militair hospitaal was toen namelijk onder gebracht in het dichtbij gelegen oude weeshuis en bovendien lag daar ook, iets westelijker, een kleine kazerne. Wat aan de klachten gedaan is, vermeldt het ver haal niet. Spookschepen Tijdens de zestiende en zeventiende eeuw was de preventie en de bestrijding van de pest vooral een lokale aangelegenheid geweest. Sedert 1665-1666 nam de dringende noodzaak tot het nemen van preventie-maatregelen voor de nabije om geving vrij snel af wegens het verdwijnen van het acute gevaar. In de achttiende eeuw heersten de pest en de pokken nog wel in de landen rondom de Middel landse Zee en kreeg Zierikzee als havenstad te maken met de zogenaamde spookschepen, die met deze ziekten aan boord rondzwierven, nergens in een ha ven mochten komen en meestal met een sterk gedecimeerde bemanning die het schip nauwelijks meer zeilend kon houden. Vaak waren ook het voedsel en de watervoorraad op, maar desondanks wilde niemand een dergelijk schip in de ha ven toelaten. Na 1721 zien we dat het stadsbestuur regelmatig maatregelen trof 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1993 | | pagina 95