om schepen uit de haven te weren die uit landen kwamen waar de pest of pokken
of andere besmettelijke ziekten heersten, om zelfs maar een mogelijk risico van
besmetting tegen te gaan.
Toen vond de alarmering vooral plaats via de Admiraliteit van Zeeland, op
provinciaal niveau, waarbij alle Zeeuwse havensteden gewaarschuwd werden
voor de besmette schepen en een verplichte quarantaine werd afgekondigd. Zo
werd onder andere Zierikzee gewaarschuwd voor zwervende spookschepen op
14 augustus en 18 november 1723, 9 mei 1731 en 27 augustus 1732.
Op 19 november 1751 werd equipagemeester Boom toegestaan om enige rei
zen in de zeegaten rondom het eiland Schouwen-Duiveland te maken 'tegens de
inkomende schepen van besmette plaatsen en hieromtrent te rapporteren aan de
Raad ter Admiraliteit'. Op 10 november 1751 ontving het stadsbestuur een mis
sive van de admiraliteit waarin gewaarschuwd werd voor schepen uit Portugal,
waar een 'aanstekende ziekte' heerste. De schepen uit Portugal dienden dus eerst
enkele weken in quarantaine op de rede van Zierikzee te blijven liggen. Zo zijn
er diverse gevallen in de archieven te vinden. Op 26 november 1754 berichtte de
admiraliteit over pest in Morea en signaleerde zij een zwervend Frans schip. De
kustplaatsen werden geïnformeerd zo nodig hulp te bieden, maar geen aange
spoelde goederen aan te raken. Hierbij suggereerde de admiraliteit voor Zeeland
op ieder eiland een lazaret in te richten voor de 'swervende miserabelen'.
Daarna volgden op 27 augustus 1760, 24 augustus 1764, 17 juni 1765, 24 au
gustus 1767 en 5 juli 1768 berichten over pest in respectievelijk Aleppo, Napels,
Smyrna, Barbarije en Frankrijk. In 1767 werd de loodsen gelast geen Engelse
schepen binnen te brengen. Op 3 augustus 1770 werden nog twee zwervende
Zweedse schepen gesignaleerd in de Middellandse Zee en op 15 november 1771
noteerde men in de notulen dat er een spookschip tussen Calais en Duinkerken
was. Besloten werd toen vanuit een 'poonschuit' aan inkomende koopvaardij- en
vissersschepen te vragen naar vreemde schepen met suspecte personen aan
boord, en vervolgens deze te bevelen onder Colijnsplaat of 'den Rik' ten anker te
gaan. Strandmeesters werd verboden lijken van vergane schepen aan te raken.
Weer overwoog men een lazaret of enige 'wagthuisen' in de duinen van Schou
wen te plaatsen.
Op 20 november 1772 meldde de admiraliteit besmettelijke ziekten in de wes
telijke eilanden van Schotland en negen jaar later was er een Deens spookschip
dat op de Noordzee ronddoolde. Dat jaar was er weer de grimmige dreiging van
de pest en argwaande men schepen uit Frankrijk, Portugal, Aleppo, Napels,
Smyrna, Barbarije, de Levant en Constantinopel. De ingestelde quarantainemaat
regelen hielden in dat de schepen uiteraard niet de haven mochten invaren, maar
op stroom moesten blijven liggen, terwijl de bemanning niet van boord mocht
komen. Het toezicht op de maatregelen werd overgelaten aan de loodsen. Er was
nog geen medicus hiermee belast.
Pokken
Sinds de tweede helft van de achttiende eeuw viel de aandacht meer op besmette
lijke ziekten in het algemeen dan op de pest. Vooral de pokken werden een nieuw
schrikbeeld door de hoge sterfte en de ontsierende littekenvorming na een even
tuele genezing. Deze ziekte heeft, na een eerdere epidemie omstreeks 1723 waar-
70