de onkosten niet gemaakt heb. want mijn man was toen zoo naar. dat wij niets anders dachten als een doode te hebben. Nu lieve beste Vriendien, shrijf mij nu toch eens gaauw een lettertje weerom, hoe het uw Gaat en hoe het in Tholen is, dan ben ik weer al wat opgeruimt. Van mijn moeder hoor ik niets en van de fami lie van Amsterdam heb uw vooral van alle de hartelijke kompelementen. Die maaken het best. Miena heb het razen druk met haar avare en is ook nogal wel. Ik ben er vandaag over 8 dagen geweest om Anem ietje te halen, die is 4 weken bij haar Tante Keetje geweest. Die wort al een heele meid en Arie en Keetje zijn ook heele wel en Grootje is ook nogal wel maar braaf knorrig tushen beide. Nu nogmaals hartelijk van mij Gegroet, uw eeuwig blijvende Vriendin Pietje van den Boom Brief 52 Haarlem den 3 April 1872 Mijn eenige Vriendin! Zeker zult gij wel denken nog geen brief van Pietje. Mij dunkt ik hoor hel zoo zeggen, maar ach lieve vriendin het is geen onvershilligheid van mij. Ach neen, geloof mij het is veel aan tijd gebrek dan ook al eens uitstel door de drukke be zigheid. Maar nu zal ik mij er eens toe zetten om mijn treurig leven eens te shrij- ven. O Maatje, ieder denk ook al dat hij het kwaad heb. maar ik heb toch ook zoo een droevig lot. Nu moet uw weten dat mijn man zijn laaste bloedspuijing gehad heb en na die tijd geen bloed meer gezien. Hij wier zoo wel, hij begon er weer zoo Goed uit te zien. Hij keurde van 's morgens 10 lot namiddag vier uren dal hij nergens van wist en zoo is hij twaalf weken zoo wel geweest en ik dacht dat ik het met hem gewonnen had en ziedaar vershenen week zaterdag heeft hij weer zoo vershrikkelijk bloed opgegeven en zoo erg dat hij het nog nooit zoo erg ge had heeft en niet anders dachten of hij stierf. Maar begonnen wij weer wal te wennen hel bloed is weer opgestopt en is nu op het oogenblik weer wel. En zoo tob ik nu al drie jaar en zoo niets geen vooruitzigl van betershap. Ach het is zoo diep ongelukkig als men denkt dat men gewonnen heb en dan wort die hoop zoo helemaal verijdelt. Hel kost een heele boel Geld en niets helpt. En wat kunnen wij er aan doen. hel zijn geen menshen die het ons aan doen en dus berusten maar daarin dat God overal zijn goede bedoelings mee heeft. Maar het is voor mij toch zoo een treurig leven, ik ben nog zoo jong. nergens kan ik eens van pro veteren en dan tusshen beide een oud knorrige moeder om mee om te gaan, ik verzeker uw ik zal van mijn vrolijk leven niet gek worden. En niemand heb ik hier van mijn familie, geen sterveling en als ik eens spreek om naar Amsterdam te gaan naar mijn familie, dan is het wat moet je er doen, zij komen hier ook niet en zoo doende duurt het wel drie maanden eer ik eens in Amsterdam kom. want ze mogen moeder zoo graag dat jammer is. Maar avijn lieve vriendin, ik zal on der maar moed houden en denken maar dat mijn kruis niet zwaarder opgelegt wort als ik dragen kan. Nu lieve Maatje zal ik uw eens shrijven waar ik mee ver rast ben geworden. Ik had die dag ook zoo een treurige dag voor mij zelvcn en zie daar in de vooravond ontving ik een briefen tol mijn innige vreugde vond ik daar mijn tweede vader en moeder in. Ach wat was ik in mijn shik. ik was in eene opgebeurt. De tranen shoten mij in de oogen als ik hun aan keek en dacht 93

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 103