stichten van scholen: zonder toestemming van departement, later provincie ge noemd. of gemeente mochten er geen scholen bestaan of worden opgericht. De wel richtte zich voornamelijk op het door de overheid gesubsidieerde, openbare onderwijs, dat in de eerste plaats was bedoeld voor de jeugd uit minder gegoede gezinnen. Financieel krachtige ouders konden hun kinderen desgewenst naar een bijzondere school sturen, waar een uitgebreider lespakket werd gebo den. Deze 'bijzondere scholen van dc tweede klasse' werden voornamelijk in de steden aangetroffen. Hoewel ze evenals de openbare scholen door de rijksschool- opzieners werden gecontroleerd, ontvingen ze geen overheidssubsidie. De onder wijzers waren 'kleine zelfstandigen' die van de door hen geïnde schoolgelden - deze lagen aanzienlijk hoger dan wat er voor het openbaar onderwijs werd ver langd - moesten zien rond te komen. Behalve deze particuliere scholen waren er ook nog de 'bijzondere scholen van de eerste klasse'. In Zeeland waren dat vooral de kleine, aan weeshuizen verbonden schooltjes. Ze ontvingen geen over heidssteun. maar werden door kerkelijke instanties of soms ook door particuliere instellingen onderhouden. Alle scholen, openbaar of bijzonder, hadden een christelijke inslag. Het was de gewoonte om elke schooldag te beginnen en te eindigen met een gebed en met het zingen van een stichtelijk lied. De schoolboekjes waren doorspekt met alge meen christelijke waarheden en bijbelse verhalen werden als leesstof gebruikt. De openbare school ging. evenals de bijzondere school van de tweede klasse, uit van een 'christendom boven geloofsverdeeldheid', van een 'algemene' gods dienst. die geschikt en aanvaardbaar zou zijn voor kinderen van verschillende ge zindten. Builen schooltijd werd door dominee of pastoor dogmatisch godsdienst onderwijs gegeven. Lange tijd ging dit goed, maar toch zou die algemene godsdienst het struikelblok worden. Begin van cle schoolstrijd Toen na de Franse tijd Zeeuwsch-Vlaanderen bij het Koninkrijk der Nederlanden werd gevoegd, werd de nieuwe schoolwetgeving ook daar van kracht. Hel duurde niet lang of de rooms-katholieke geestelijkheid tekende protest aan tegen de verplichte algemene boekenlijst. De 'Hollandse' schoolboeken zouden in strijd zijn met de begrippen van de rooms-katholieke godsdienst en mochten dus niet in handen van roomse kinderen worden gegeven. Als dat toch zou gebeuren, moesten de kinderen van school worden genomen. Schoolmeester Pieter van Vooren, die in het Zeeuwsch-Vlaamse grensplaalsje Eede enthousiast aan de onderwijsvernieuwing was begonnen, raakte in paniek. Bijna al zijn leerlingen waren rooms-katholiek. Zou hij nu zijn broodwinning kwijtraken'? Hij stelde de schoolopziener van het ciericale verbod op de hoogte. Deze zocht contact met de pastoor en deelde hem mee dat de nieuwe wet voor alle Nederlandse scholen gold. dus ook voor die in Zeeuwsch-Vlaanderen. Hij gaf hem de lijst van boeken die op het schooltje van Van Vooren werden ge bruikt. en wist hem ervan te overtuigen, dat er geen sprake was van teksten die roomse kinderen van hun geloof zouden kunnen afbrengen. De pastoor bond in: hij had geen 'foute' boeken op het lijstje kunnen ontdekken. Van Vooren kon zijn vernieuwende werk ongestoord voortzettenOp een feestelijke schooldag in fe bruari 1822 - er werden overgangsexamens afgenomen, gevolgd door een prijs- 100

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 110