in Hoedekenskerke, 1894. verzuim, het wegblijven tijdens de zomermaanden, nog altijd verontrustend groot. Verschillende gemeentebesturen gingen ertoe over om voor trouw school bezoek prijsjes, soms zelfs spaarbankboekjes uil te loven. Het eerste wettelijke verbod van kinderarbeid werd op 19 september 1874 uitgevaardigd. De wet ver bood arbeid van kinderen beneden de twaalf jaar, waaronder echter 'huisselijke en persoonlijke diensten' en veldarbeid niet waren begrepen. De Zeeuwse kinde ren konden dus op hel veld of thuis de nodige werkzaamheden blijven verrichten en ongestraft de school verzuimen. De betrekkelijke absentie verminderde niet. Onderwijzers en schoolopzieners hadden hun hoop gevestigd op invoering van de leerplicht, die, zo dachten zij, ongetwijfeld een einde aan het euvel zou ma ken. Leerplicht Jarenlang was in Den Haag over de leerplicht gediscussieerd. De liberalen waren vóór. de confessionelen tegen. Eerstgenoemden wezen erop dat de leerplicht hel zo schadelijke schoolverzuim zou doen afnemen. De tegenstanders waren van mening dal het een zaak van de ouders was of ze hun kinderen al dan niet naai school stuurden: hun autonomie mocht niet worden aangetast. Daarbij kwam dat lang niet overal gelegenheid was om bijzonder onderwijs te volgen. Confessio nele ouders mochten niet worden gedwongen hun zoons en dochters naar de vol gens hen verfoeilijke openbare school te sturen. Op 7 juli 1900 moest de Tweede Kamer stemmen over het al of niet invoeren van de leerplicht. Eén kamerlid, baron Schimmelpenninck van der Oye. had zich afgemeld: hij had bij het paardrijden een been gebroken. Met vijftig stemmen vóór en 49 tegen werd de Leerplichtwet aangenomen9. Als Van der Oye, die tot de tegenstanders behoorde, aanwezig was geweest, zouden de stemmen hebben gestaakt en had Nederland nog enige jaren op de invoering van leerplicht moeten wachten. Voortaan moesten alle kinderen ten minste zes jaar naar school: te beginnen op uiterlijk zevenjarige leeftijd en eindigend als de zes klassen van de lagere school waren doorlopen. Wie niet zo ver was gekomen, mocht van school af als hij twaalf was en de klas waarin hij bij het bereiken van die leeftijd zat, had afge maakt. 113

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 123