om de school te bereiken, zag hij als een gunstig teken. In het Provinciaal Jaar
verslag van 1913 wordt meegedeeld dat het arrondissement Zierikzee bovenaan
staal wat de gunstige werking van de Leerplichtwet betreft. De arrondissementen
Tholen en Goes worden treurige voorbeelden van de slappe toepassing der wet
genoemd. In 1912 werden daar respectievelijk 273 en 268 processen-verbaal op
gemaakt, in het arrondissement Zierikzee slechts 27.
Langzamerhand liep toch ook in Zuid-Beveland het aantal processen-verbaal
terug. Wierp de Leerplichtwet er eindelijk vruchten af? De schoolopziener had zo
zijn bedenkingen. Tijdens zijn schoolbezoeken had hij er weinig van gemerkt.
"Men schijnt beter te weten hoever men kan gaan voor het proces-verbaal wordt
opgemaakt', merkte hij somber op". Zijn collega van het arrondissement Tholen
begreep dat er tegen de zomerabsentie weinig of niets viel te doen. Daarom
stelde hij zich pragmatisch op: in arrondissementen met een uitsluitend agrari
sche bevolking, zouden aan de scholen alleen winterklassen moeten zijn, waar
door het peil van het onderwijs zou stijgen, de behoeftige grote gezinnen gehol
pen zouden zijn en de landbouw de blijkbaar onmisbare werkkrachten zou
kunnen behouden. Hij schreef: 'Het is mij onverschillig of een leerling geoor
loofd of ongeoorloofd verzuimt. Door zijn verzuimen leert hij niet alleen zelf
niet, maar hij is ook oorzaak dal andere leerlingen niet verder komen, want ais
hij eindelijk weer op school terugkomt, kan de onderwijzer van voren af begin
nen.'11 Nog altijd gold dat alleen klassikaal onderwijs goed onderwijs was. En
dat was niet mogelijk als leerlingen vaak en langdurig wegbleven.
Toen in 1920 de balans werd opgemaakt, noemde de inspecteur van het
Zeeuwse lager onderwijs het schoolverzuim nog steeds 'schrikbarend hoog'. De
arrondissementen Hulst, Neuzen, Goes en Tholen spanden volgens hem de
kroon.
Enkelf. nieuwe schoolvakken
In artikel 1 van de wet van 1857 werd onderscheid gemaakt tussen de vakken die
tot het gewoon lager onderwijs behoorden, en de vakken die op scholen voor uit
gebreid lager onderwijs werden onderwezen. Tot de eerstgenoemde behoorden
nu niet alleen lezen, rekenen, schrijven, taal en zingen, maar ook aardrijkskunde,
geschiedenis, kennis der natuur en vormleer. De meeste onderwijzers gaven hun
oudere leerlingen al les in aardrijkskunde en geschiedenis en wat er met kennis
der natuur werd bedoeld, was hun wel duidelijk. Bovendien verschenen er op in
stigatie van het Nederlands Onderwijzersgenootschap, het nog. boeken en boek
jes over planten en dieren, over de mens en de natuur. De vormleer evenwel
baarde grote zorgen. Op een paar beter onderlegde onderwijzers van de stads
scholen na bleken de meesters geen flauw benul te hebben wat ze ermee aan
moesten. Wat was de bedoeling van het vak?
Vormleer
De Handleiding bij het onderwijs in de vormleer op de lagere scholen uit 1862
van J.H. Stratemeyer. hoofd der Stads Burgerschool te Bols ward, geeft op deze
vraag antwoord. Als hel leervak goed wordt onderwezen, heeft het volgens de
16