was - geschikte lokalen waren er niet. Hel gros van de gemeentebesturen was
blij met het uitstel en voorlopig werden er dan ook geen maatregelen getroffen.
Toch waren er een paar scholen - voornamelijk in Middelburg en Vlissingen -
waar het vak j direct een plaats kreeg in het leerplan.
Het was de taak van de schoolopzieners om het nieuwe vak bij de gemeente
besturen, onderwijzers en andere belanghebbenden te propageren. Zo wees één
van hen, per circulaire, de gemeentebesturen van zijn regio op de maatregelen
die vóór 1893 genomen moesten worden, waarvan de belangrijkste was: de zorg
voor een ongemeubileerd, goed verlicht en geventileerd lokaal met houten vloer,
voorzien van middelen tot verwarming. 'De bedoeling van de wetgever is dat het
onderwijs in genoemd vak, omvattende de vrije en orde-oefeningen en de bewe
gingsspelen, eene gewenschte afleiding geven zal bij de zittende werkzaamheden
der schooljeugd en alzoo dienstbaar gemaakt wordt aan de lichamelijke ontwik
keling van het komend geslacht.'14
Met ingang van 1 januari 1893 werd het onderwijs in de vrije en orde-oefenin
gen voor alle scholen verplicht gesteld. Waar geen geschikte gelegenheid was en
de financiële middelen om een nieuw lokaal neer te zetten ontbraken, mocht om
vrijstelling worden gevraagd. Deze kon voor ten hoogste vijfjaar worden ver
leend. Het lag voor de hand dat vooral de besturen van de noodlijdende bijzon
dere scholen grote bezwaren hadden. Dit leidde lol een wetswijziging: met in
gang van 1 januari 1897 verviel de verplichting voor hel bijzonder onderwijs. De
openbare scholen werd evenwel de wacht aangezegd: als ze geen gymlokaal had
den. moesten de lessen op de speelplaats worden gegeven.
In 1903 maakten de schoolopzieners de balans op. Op 106 van de 165 open
bare scholen werd - min of meer regelmatig - gymnastiekonderwijs gegeven; op
28 daarvan gebeurde dat in lokalen, gangen, portalen of andere overdekte plaat
sen. Op de overige scholen werden de oefeningen buiten gehouden, wat inhield
dat ze bij ongunstig weer en dat was 's winters altijd en 's zomers dikwijls het
geval - niet doorgingen. De toestand was dus allesbehalve rooskleurig. Volgens
de schoolopziener van het district Middelburg was dat in de eerste plaats te wij
ten aan het feit dat de verplichting alleen gold voor de openbare scholen, waar
door gymnastiek als een luxevak werd beschouwd, als een overbodige liefhebbe
rij. Ook de mogelijkheid om ontheffing te krijgen zag hij als een negatief punt.
Tenslotte noemde hij de tegenzin van de ouders, vooral op het platteland. Twee
leerlingen van een school waar het vak degelijk, in een speciaal daartoe ingericht
lokaal werd onderwezen, waren naar het bijzonder onderwijs vertrokken, omdat
daar geen lessen in 'exerceren' werden gegeven. Ook van de kant van de onder
wijzers was de belangstelling voor de vrije en orde-oefeningen gering. De
schoolopziener was van mening dal er doeltreffende maatregelen nodig waren
om het vak te redden:
1. De verplichting moest voor alle scholen, openbaar zowel als bijzonder, gel
den.
2. De onderwijzersopleiding voor het vak j moest worden verbeterd.
3. De onderwijzers die de gymlessen gaven, zouden een toelage moeten ontvan-
gen.
4. Er diende een termijn te worden gesteld waarbinnen elke school over een ge
schikt lokaal kon beschikken.
119