Deze maatregelen werden evenwel niet genomen en de toestand verbeterde nau welijks of niet. Het Provinciaal Jaarverslag van 1913 vermeldt dat de schoolop ziener gymnastiek de 'asschepoetster' onder de verplichte vakken van de lagere school noemde. Er waren nu wel meer onderwijzers die het vak konden geven, maar in de jaren 1890 tot en met 1895 waren velen onterecht bevoegd verklaard: 'om leerkrachten te verkrijgen moesten de examencommissies wel moderatie ge bruiken/ Buiten de steden was er slechts een enkele school die over een goed in gericht lokaal kon beschikken. Noodgedwongen vonden de lessen buiten op de speelplaats plaats of - bijvoorbeeld in Breskens - op het marktplein. De onder wijzer van het naburige Nieuwesluis ging met zijn leerlingen naar het strand om de oefeningen te doen. Wat hield het onderwijs in de vrije en orde-oefeningen in? De leerplannen van enkele Zeeuwse scholen geven ons informatie over de lessen rond 1910". Op de meeste scholen kregen alle klassen wekelijks twee keer een half uur gymles. De lessen bestonden vooral uit marcheren 'in den pas', uit het vormen van flank-, front- en cirkelrijen, het lopen in 'kunstmatige banen' - wat met zang gepaard ging - en uit oefeningen met halters, stokken en andere 'handgereedschappen'. De lessen verliepen statisch en stram, het woord 'exerceren' was op zijn plaats. Er werden evenwel ook balspelen gedaan en wedstrijden gehouden en voor de kleintjes stonden er soms spelletjes op het programma, zoals "zakdoekje leggen', "tussen Keulen en Parijs', "kat en muis* en andere klassiekers. In verschillende leerplannen worden handleidingen genoemd die de onderwij zers voor hun lessen konden gebruiken"'. Vooral het boek van Disse en Labberté was op de Zeeuwse scholen populair. Leergangen en schoolboeken Uit een aantal bewaard gebleven leerplannen van Walcherse en Zeeuwsch- Vlaamse scholen blijkt welke leergangen en welke schoolboeken daar in de pe riode van 1880 tot 1920 in zwang waren17. A an vankei ijk lezen Hoewel op een enkele school de ABC-boekjes van P.J. Prinsen nog aanwezig wa ren. bleek de door hem in 1817 ontworpen Leerwijze om kinderen te leeren lezen vrijwel te hebben afgedaan". In de meeste aanvangsklassen werd een normaal- woordenmethode gebruikt, die uitging van een aantal éénlettergrepige woorden, waarin de uitspraak van de door lettertekens voorgestelde klanken zo zuiver mo gelijk was. Deze normaal woorden werden in klanken ontbonden, waarna de klanken weer tot woorden - dezelfde of andere - samengevoegd konden worden. H. Bonman was de eerste die - in 1866 - een dergelijke methode, bestaande uit een handleiding, twaalf platen en een aantal leesboekjes, liet verschijnen. Elke plaat gaf aanleiding tot 'aanschouwingsoefeningen', die weer leidden tot vertel lingen. spreek- en geheugenoefeningen. De keuze van de vijftien normaalwoor den was niet eenvoudig. Zo bleek al gauw de ongeschiktheid van de woorden hoed en zaag: van beide leidde de slotmedeklinker tot verwarring. In 1880 ver ving de auteur zijn normaalwoorden dan ook door betere. Bouman kreeg navol- 120

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 130