ging van onder andere H. Schoonbrood en J. Versluys. De laatste, die in 1896
nogal wat kritiek op Bouman had geleverd, kwam met een zijns inziens betere
leergang. De eerste stap van het leesonderwijs. Deze methode bestond uit twaalf
wandplaten, die pasten bij eenzelfde aantal normaal woorden. In 1905 introdu
ceerde Hoogeveen zijn methode voor aanvankelijk leesonderwijs, de bekende
aap-noot-mies-methode. Hij liet de kinderen alle normaalwoorden - het waren er
zeventien - tegelijk leren. Met behulp van kartonnen letters en houten leesplank-
jes konden ze bij het klassikaal ontbinden en samenvoegen van woorden zelf ac
tief meedoen. De methode maakte een geweldige opgang en zou het ruim een
halve eeuw uithouden.
Voortgezet lezen
Als leesstof in de eerste leerjaren waren vooral de bij de leesmethode behorende
boekjes in gebruik. De onderwijzers konden verder kiezen uit een overvloed van
andere leesboeken. Ze hadden veelal een moraliserende strekking. De uit de eer
ste helft van de negentiende eeuw stammende boekjes van N. Anslijn. De brave
Hendrik en De brave Mariawaren nog niet verdwenen, maar er waren ook
nieuwe bijgekomen, zoals De goede grootmoeder van C.E. van Koetsveld, Snip
pertjes en Vezeltjes van P. Louwerse, De Schoolvriend van J. de Liefde en vele
andere.
Het boekje van Van Koetsveld gaat over een logeerweekje van twee kinderen
bij hun grootmoeder. Op zekere dag zien zij - voor het eerst van hun leven - in
de stad een 'zwarte man', die met zijn draaiorgeltje de kost tracht te verdienen.
Grootmoeder vertelt dat het een neger is. die uit een ver land komt en hier geen
familie heeft. 'We moeten goed voor hem zijn', zegt ze. In het volgende versje
komt, heel summier, de problematiek van de slavenhandel aan de orde.
Gedenkt den armen zwarten man,
Die huis noch vrienden heeft,
En nooit meer 't warme land zal zien
Waarin zijn moeder leeft.
'Mijn moeder....Ach! Licht is zij lang
Van smart en armoe dood,
Ik was haar vreugd, ik was haar steun
Ik won haar 't sober brood.
Een booze zwarte stal mij weg,
Zag op haar tranen niet;
Een booze blanke kocht me als slaaf.
Dacht aan mijn moeder niet.
Een goede zwarte troostte mij.
Hij deelde in 't zelfde lol;
Een goede blanke kocht mij vrij,
En sprak mij van zijn God.
121