een getal. Aantallen werden geteld, gesplitst en samengevoegd, maar pas nadat de getallen van 1 tot en met 10 aldus waren behandeld, werden de cijfers aange leerd. In de zes leerjaren van de lagere school kwam de volgende leerstof aan bod: Ie trap: getallen van 1 tot 20. 2e trap: getallen tot 100, 3e trap: grotere getallen, 4e trap: breuken, 5e trap: bewerkingen met gewone en decimale breuken, 6e trap: rekenen met procenten, enz. Volgens Versluys was hel niet voldoende, dat de leerlingen de rekentechniek beheersten; ze moesten ook begrijpen wat ze deden. Dit beginsel leidde lot het zogenoemde 'beredeneerd oplossen' van vraagstuk ken: de 'denksommen' Taal Op de meeste scholen begon het officiële taalonderwijs niet eerder dan in het derde leerjaar. In de lagere klassen beperkte men zich tot spreekoefeningen bij hel aanschouwingsonderwijs, tol vertellen en navertellen en lot het leren van ver sjes. Voor de midden- en hogere klassen waren er taalboekjes. We noemen enkele veel voorkomende leergangen: Beknopt leerboekje der Nederlandse/ie Spraak kunst door J.H. van Dalen. Het nieuwe taalboek door M.J. Koenen. De taal vriend door B. Baas en Taal- en steloefeningen voor de lagere scholen door C.H. den Hertog en J. Lohr. dat in 1902 zijn achttiende druk beleefde. De methode van B. Baas, schoolhoofd in Blesse, bestaat uit vier deeltjes, ach tereenvolgens bestemd voor de derde, vierde, vijfde en zesde klas. In het voorbe richt zet hij uiteen hoe hij zich het gebruik van de boekjes voorstelt: 'Ten einde een aanschouwelijken grondslag te hebben geef ik aan 't hoofd van elke para graaf een versje. Terwijl alle leerlingen het boekje vóór zich hebben, wordt dit versje eerst door enkele leerlingen gelezen en vervolgens door den onderwijzer besproken. Het onderwerp van bespreking is telkens op beknopte wijze onder de versjes aangegeven. De 'theorie' wordt dus geheel aan den onderwijzer overgela ten. Is hel le behandelen punt genoegzaam toegelicht, is uit de voorbeelden de taalregel gevonden en onder woorden gebracht, dan late men, ter toepassing van het geleerde, de oefeningen uitwerken. Men schrome niet sommige regels, die door de leerlingen gevonden zijn, in een eenvoudigen vorm van buiten te laten leeren.' Hel is duidelijk dat ook Baas de aanschouwing als een belangrijk element van zijn leergang zag. Hel van Pcstalozzi afkomstige begrip, "An- schauung'. omvatte niet alleen observatie en beschouwing, maar ook innerlijk gevoel en beleving. Het inleidende versje zou dit alles bewerkstelligen. De zaakvakken geschiedenis, aardrijkskunde en natuurlijke historie In 1857 was het aantal verplichte vakken uitgebreid met geschiedenis, aardrijks kunde, kennis der natuur en vormleer. Voor de vele schoolmeesters die niet in staat waren die vakken te onderwijzen, waren de leerleesboeken - "papieren meesters' genoemd omdat ze de taak van de onderwijzer overnamen - een uit komst. Maar ook goed opgeleide onderwijzers die dikwijls voor grote, veelal ge combineerde klassen stonden, gebruikten ze graag: de oudere leerlingen deden zelf al lezend de nodige geografische en historische kennis op. De leerleesboeken 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 136