1515 werd deze keur herzien en aangevuld tijdens het bewind van respectievelijk
de graven Willem 111. Philips de Schone en Karei v'\ De ambachtsschepenbanken
hadden meestal alleen de lage rechtspraak en mochten slechts lage straffen uit
spreken. Reimerswaal had als stad de hoge rechtspraak, wat inhield dat de stad
het recht had om over alle delicten recht te spreken. De Zeeuwse keur van 1495
draaide dit terug, maar na protest van Reimerswaal kwam de stad toch weer in
het bezit van de hoge rechtspraak". Reimerswaal was immers de derde stad van
Zeeland na Middelburg en Zierikzee. De baljuw sprak geen recht. Dit was voor
behouden aan de schepenen. Zij bepaalden de inhoud van het vonnis. De baljuw
of schout formuleerde de eis en vorderde rechtspraak, een laak die tegenwoordig
wordt uitgeoefend door de officier van justitie. Na het uitspreken van het vonnis
door de schepenen bracht hij het vonnis ten uitvoer15. De straffen waren streng.
Hoge boeten waren geen uitzondering. Naast boeten kon men worden veroor
deeld tot het leveren van een bepaald aantal stenen ten behoeve van de stadsmuur
of andere bouwwerken. Zoals hierboven al aangegeven, kon het gerecht iemand
ook tot een bedevaart veroordelen1". Lijfstraffen werden ook gehanteerd, maar
over het algemeen veroordeelden de schepenen overtreders liever tot betaling
van een boete. Dat bracht immers geld in de stadskas. Belangrijk was tevens de
vrijwillige rechtspraak, namelijk het bekrachtigen van overeenkomsten door de
schepenbank, zoals de verkoop van een huis.
Het Hof van Holland
Het Hof van Holland is geleidelijk ontstaan uit de Raad van Holland. Deze was
het adviesorgaan van de graaf van Holland, Zeeland en West-Friesland en had
ook rechtsprekende taken17. Vanaf 1434 was de Raad permanent in Den Haag ge
vestigd. Omstreeks 1460 werd er steeds vaker gesproken van het Hof van Hol
land in plaats van de Raad van Holland. De nadruk kwam meer en meer te liggen
op de rechtspraak. Steeds meer juristen werden aangesteld aan het Hof, waarvan
een aantal uit Zeeland afkomstig diende te zijn. Vanaf 1531 waren er veertien
raadsleden verbonden aan het Hof18.
Doordat zowel bij het Hof van Holland als bij de Grote Raad zaken in beroep
werden aangebracht, werd de procesgang van beide raden steeds meer op elkaar
afgestemd. Veel informatie over deze procesgang valt te halen uit twee instruc
ties voor het Hof van Holland van 1462 en 1531'". Deze ordonnanties waren be
doeld om de rechtsprekende functie van hel Hof te verbeteren. Op pagina 4 en 5
wordt een schematisch overzicht gegeven van de procesgang bij het Hof van
Holland. Bij het Hof van Holland werden processen gevoerd in eerste aanleg en
men kon bij het Hof in beroep gaan tegen vonnissen van stedelijke rechters en
rechtscolleges van het platteland, meestal in civiele zaken, maar eventueel ook in
strafzaken. De functie van het Hof van Holland als beroepscollege werd op 1 de
cember 1458 officieel bij plakkaat geregeld71. Was men het niet eens met het von
nis van het Hof van Holland, dan bestond de mogelijkheid om in beroep te gaan
bij de landsheer, met andere woorden bij de Grote Raad. Dit gebeurde voor het
eerst in 1445". De Grote Raad had echter niet het recht van evocatie, dat wil zeg
gen het recht om zaken te onttrekken aan het Hof van Holland, vanwege het op
11 juni 1452 verleende privilege de non evocando2'.
3